zondag 31 augustus 2014
Doudeg Fra
In het hooggelegen bos tussen Walferdange en Blascheid staat een stenen kruis op de plaats die "doudeg Fra" (dode vrouw) wordt genoemd.
Volgens de overlevering is dit de plek waar Elisabeth van Görlitz in 1427 haar erfrecht op Luxemburg verkocht, ten gunste van haar neef Philippe van Bourgondië (Philippe de Goede). Door dat te doen, werd ze een "dode vrouw", zonder rechten of bezittingen.
Toen de afstand was vastgelegd, kwam er een oude man met een bundel hout het bos uit. Hij gooide een stuk hout op het geld waarmee het erfrecht was afgekocht met de woorden: "Dit is voor de dode vrouw". Passanten gooien daar nog steeds een steen of een tak neer met onder het uitspreken van diezelfde woorden.
Overigens deed ze in werkelijkheid in Dordrecht afstand van haar erfrecht en is het waarschijnlijker dat de plek zo is genoemd omdat er ooit een dode vrouw gevonden is, of omdat het ooit een Romeinse offerplaats was.
Doudeg Fra
High in the woods between Walferdange and Blascheid, a stone cross indicates the spot called "doudeg Fra" (dead woman).
According to tradition, this is the place where, in 1427, Elisabeth of Görlitz sold her right of succession in Luxembourg to her nephew Philip of Burgundy (Philip the Good). By doing that, she turned into a "dead woman", without any rights or posessions.
When the transaction was finished, an old man came from the wood, carrying a pile of wood. He threw a piece of wood on top of the money which had been payed, saying "this is for the dead woman". Even nowadays passers-by throw a rock or a branch near the cross, speaking those same words.
Actually Elisabeth sold her right of succession in Dordrecht. It is more likely the name of the spot was based on the discovery of a dead woman's body, or the existence of a Roman sacrificial altar.
zaterdag 30 augustus 2014
Saint-Saveur in Holler
Holler is een van de oudste dorpen in Luxemburg en werd in een document uit 893 voor het eerst genoemd (als Hunlar).
De kerk in Holler werd aan het eind van de 12e eeuw gebouwd, in romaans-gotische stijl met Lotharingse invloeden. Omdat hij twee keer verbouwd en vergroot is, heeft de kerk drie schepen uit verschillende perioden. De korte, brede toren is het oudste deel van de kerk.
Binnen zijn veel beelden en fresco's (uit de 12e eeuw) te zien; de fresco's kwamen bij een restauratie in 2010 tevoorschijn.
De Saint-Saveur is een van de mooiste kerken van Luxemburg, zowel van binnen als van buiten.
Saint-Sauveur in Holler
Holler is one of the oldest villages in Luxembourg. It was first mentioned in a document in 893 (as "Hunlar").
The church in Holler was built at the end of the 12th century, in roman-gothich style with Lorraine influences. Because it was renovated and enlarged twice, the church has three naves, dating from different ages. The short, broad tower is the oldest part of the church.
The interior shows many sculptures and frescos (dating from the twelfth century). The frescos were discoverd during a renovation in 2010.
The Saint-Saveur is one of the most beautiful churches in Luxembourg, both from the inside and the outside.
vrijdag 29 augustus 2014
Abt Bertels op de brug in Echternach
Door de eeuwen heen hebben de kloosters een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van Luxemburg. Vooral de kloosters van Orval, Trier en Echternach waren een leidende en sturende factor. Naast de koningen, gouverneurs of groothertogen waren de kloosterabten dan ook de machtigste mannen van het land.
Zo ook Johannes Bertels, die van 1595 tot aan zijn dood in 1607 abt van het klooster van Echternach was. Op zijn graf in de kloosterkapel werd een standbeeld van hem geplaatst. Maar toen de Fransen in 1794 het land binnenvielen, werd het beeld in de Sûre gegooid om vernieling door de Franse soldaten te voorkomen. Nadat Luxemburg zelfstandig was geworden, werd het weer opgedoken en op de brug over de Sûre geplaatst.
Maar in 1860 werd het toch nog vernield: door een groepje dronken Echternachers, die het aan stukken sloegen. In 1880 werd een nieuw standbeeld geplaatst. Maar nogmaals sloeg het noodlot toe, toen de brug in september 1944 door Duitse troepen werd opgeblazen.
Op de nieuwe brug, die in 1950 werd geopend, stond ook abt Bertels weer op zijn vertrouwde plaats.
Abbot Bertels on the bridge in Echternach
Through the ages, convents have played an important role in the development of Luxembourg. Especially the abbeys of Orval, Treves and Echternach have been leading and guiding factors. Besides the kings, governors and grand-dukes, the abbots of those convents were the mightiest men in the country.
Men like Johannes Bertels, who was the abbot of the Echternach convent from 1595 until his death in 1607. His statue was placed on his grave in the abbey chapel. But when the French invaded the country in 1794, the statue was thrown into the Sauer, to prevent its destruction by French soldiers. After the independence of Luxembourg, it was brought to the surface and placed on the bridge across the Sauer.
But in 1860 it was destroyed after all: by a group of drunken inhabitants of Echternach, who smashed it to pieces. A new statue was erected in 1880. But destiny struck again, when the bridge was blown up by German troops in September 1944.
When the new bridge was opened in 1950, abbot Bertels was once again placed in his familiar spot.
donderdag 28 augustus 2014
Schetzelbuer
Midden in het Grünewald, vlakbij de kluizenaarsgrot, ontspringt een kleine bron aan de zandstenen rotsen. Het water uit deze "Schetzelbuer" vormt een klein beekje, dat de Schetzelbaach heet, in noordoostelijke richting door het Grünewald stroomt en geleidelijk uitgroeit tot een heuse rivier: de Witte Ernz. Parallel aan zijn "tweelingrivier" de Zwarte Ernz, kronkelt hij door het rotsachtige landschap van oostelijk Luxemburg.
Zo'n 33 kilometer verderop, bij het dorpje Reisdorf, mondt de Witte Ernz uit in de Sûre.
Schetzelbuer
In the middle of the Grünewald, near the hermit's cave, a small well springs from the sandstone rocks. The water from this "Schetzelbuer" flows into a small brook, called the "Schetzelbaach", that flows through the woods in north-eastern direction and gradually grows into a real river, the White Ernz. Parallel to its "twin river", the Black Ernz, it meanders through the rocky hills in the eastern part of Luxembourg.
About 33 kilometres further, near the village of Reisdorf, the White Ernz flows into the Sauer.
woensdag 27 augustus 2014
Het kerkhof van Lasauvage
Omdat Lasauvage eeuwenlang geen eigen kerkhof had, werden de inwoners tot in het begin van de vorige eeuw in het Franse Saulnes begraven. In 1907 kreeg het grensdorp eindelijk een eigen kerkhof - maar wél op Frans grondgebied. Dat was een welbewuste keuze van de initiatiefnemer voor het kerkhof, Fernand de Saintignon, een fervent francofiel die vond dat zijn werknemers in Franse aarde begraven moesten worden.
Het leidde wel tot wat administratieve problemen, die door de regering in Parijs werden opgelost. Wel bleef het tot 1980 een vereiste dat bij elke begrafenis een Franse douanier aanwezig was.
The cemetery of Lasauvage
Because Lasauvage didn't have a cemetery for ages, the inhabitants used to be buried in the French village of Saulness until the beginning of the last century. In 1907 Lasauvage finally got its own churchyard - but still on French territory. That was a conscious choice of the initiator of the cemetery, Fernand de Saintignon, who was a convinced francophile and wanted his employees to be buried in French soil.
It caused some administrative problemes, which were solved by the Frenche government. But the requirement that a French customs officer was present at each burial was valid until 1980.
dinsdag 26 augustus 2014
Jean Baptiste Laplume
Johann Baptiste Laplume werd in 1797 geboren in Asselborn. Nadat hij op 26-jarige leeftijd tot priester was gewijd werd hij aangesteld als vicaris in Schouweiler en vervolgens in 1827 als pastoor in Dippach. In 1843 werd hij pastoor in Hostert, een rustig, lieflijk dorpje ten oosten van de Luxemburgse hoofdstad.
Daar deed hij 26 jaar lang zijn goede werk. Tot op de dag dat de 71-jarige priester bruut werd vermoord.
Die avond in 1869 werd hij door een jonge knaap naar een ernstig zieke in het buurdorpje Rameldange werd geroepen. Nauwelijks op weg, werd hij door de knaap van achter aangevallen met een bijl. De volgende dag werd zijn lichaam gevonden. Zijn verdwenen geldbeurs werd teruggevonden in de slaapkamer van de dader, die tot een levenslange gevangenisstraf werd veroordeeld.
Het monument op het graf van Laplume is een creatie van Joseph Fischer uit Grevenmacher.
Johann Baptiste Laplume
Johann Baptiste Laplume was born in Asselborn in 1797. After he was initiated into the priesthood at the age of 26, he became a vicar in Schouweiler and, in 1827, pastor in Dippach. In 1843 he became the pastor of Hostert, a quiet, charming little village east of the capital of Luxembourg.
There he did his blessful work for 26 years. Until the day the 71 years old priest was brutally murdered.
That night in 1869 a twenty year old lad called him to a very sick patient in the neighbouring village of Rameldange. On his way there, the lad attacked him in the back with an axe. His body was found the next morning. His purse was found in the bedroom of the perpetrator, who was sentenced to life in prison.
The statue on Laplume's grave was created by Joseph Fischer from Grevenmacher.
dinsdag 19 augustus 2014
François Faber
François Faber werd op 26 januari 1887 in Aulnay-sur-Iton (F) geboren, als zoon van een Luxemburgse vader, afkomstig uit Wiltz.
In 1906 reed hij zijn eerste wielerkoers, en een jaar later deed hij mee aan de Tour de France. In 1909 won hij de Tour. Vervolgens won hij nog diverse belangrijke wedstrijden, zoals Parijs-Roubaix (1913), Parijs-Tours (1909 en 1910), Parijs-Brussel (1909) en Bordaux-Parijs (1911).
Tijdens de Eerste Wereldoorlog nam hij vrijwillig in dienst in het Franse vreemdelingenlegioen. Hij sneuvelde op 9 mei 1915 in de slag bij Artois, twee dagen nadat hij het bericht had gekregen dat zijn vrouw Eugenie een dochter had gekregen.
François Faber
François Faber was born on January 26, 1887 in Aulnay-sur-Iton (F); his father was a Luxembourger from Wiltz.
In 1906 François participated in his first cycling race, and a year later in the Tour the France, which he won in 1909. After that he won many other races, like Paris-Roubaix (1913), Paris-Tours (1909 and 1910), Paris-Brussels (1909) and Bordeaux-Paris (1911).
He volunteered in the French Foreign Legion when the First World War began. He was killed on May 9, 1915 in the Battle of Artois, two days after he received a telegram saying his wife Eugenie gave birth to a daughter.
maandag 18 augustus 2014
De kerk van Lasauvage
Oorspronkelijk hoorde het dorp Lasauvage bij de parochie van Differdange. Maar omdat de weg daarheen lang en slecht begaanbaar was, gingen de inwoners liever in het Franse Saulnes, vlak over de grens, naar de kerk. Daarom besloot de eigenaar van de hoogoven, graaf Fernand de Saintignon, op zijn kosten een kerk in het dorp te laten bouwen. De gemeenteraad ging in 1893 akkoord met de plannen.
De Saintignon nam de Franse architect Dax in de arm, en samen besloten ze de "Sainte Chapelle" uit Parijs als voorbeeld voor de nieuwe kerk te nemen. Er is dan ook sprake van een duidelijke gelijkenis met de Sainte Chapelle, zij het dat de kerk van Lasauvage een stuk kleiner is.
Opvallend detail van de kerk is verder, dat de heiligen die zijn afgebeeld op de glas-in-loodramen de gezichten van familieleden van De Saintignon hebben.
Lasauvage church
Originally the village of Lasauvage belonged to the parish of Differdange. But because the road to that town was long and hard-going, the inhabitants preferred to go to the church in Saulnes, just across the French border. So the owner of the steel mill, Count Fernand de Saintignon, decided to have a church built in the village, at his expense. The local council approved his suggestion in 1893.
De Saintignon hired the French architect Dax, and together they decided to use the "Sainte Chapelle" in Paris as the inspiration for the new church. And there is indeed a strong resemblance between the two churches, although the one in Lasauvage is much smaller.
Another interesting detail is the fact that the saints who are pictured in the stained glass windows, have the faces of family members of De Saintignon.
zondag 17 augustus 2014
St. Schetzelo
De heilige
Schetzelo leefde in de 12e eeuw 14 jaar lang in een grot in het
Grünewald op water uit de Schetz-bron (waar de Witte Ernz ontspringt) en
kruiden uit het bos, gekleed in een lendegordel van schaapsvacht. Toen
een gezant van St. Bernhard hem kleren kwam brengen, bedankt hij
vriendelijk omdat zijn lichaam zo gehard was dat hij ze niet nodig had.Hij
sliep onder de blote hemel. Het verhaal gaat dat ooit 's winters een
jonge haas op zijn gezicht kwam liggen om zich aan zijn adem te
verwarmen.
Schetzelo stierf in 1411 en werd begraven in de grot.
Later is zijn lichaam door de abt van Altmünster overgebracht naar de
abdij en daar in de abdijkerk begraven, in een zilveren sarcofaag. Zijn
graf is tijdens een belegering door de Fransen in 1543 verwoest.Elk jaar, op de tweede zondag in augustus, wordt een mis gehouden bij de grot, om Schetzelo te herdenken en de bossen te zegenen.
St. Schetzelo
In the 12th century Saint Schetzelo lived for fourteen years in a cave in the Grünewald, surviving on water from the "Schetz-well" (the source of the White Ernz) and herbs from the wood. When a messenger of St. Bernhard brought him some clothes, he gently refused, saying his body was so hardened he didn't need them.
He slept outdoors. A legend says that one winter's night a young hare laid down on his face, enjoying his warm breath.
Schetzelo died in 1411 and was buried in the cave. A few years later, the abbot of Altmünster brought his remains to the abbey church and buried them in a silver sarcophag. His grave was destroyed during a French siege in 1543.
Every second sunday in August, an outdoor mass is held at the cave, to remember Schetzelo and to bless the woods.
zaterdag 16 augustus 2014
Chapel de la Sodalité
In 1760 bouwde Johannes Hell uit Tirol in Vianden een klein kapelletje "pour la Sodalité Mariale". Een sodaliteit was een kerkelijke organisatie die vaak was gericht op een specifiek doel (ondersteunen van armen en zieken, onderwijs, het bevrijden van slaven). Anders dan in de traditionele kerk was er geen sprake van een hiërarchie, en evenmin van een lidmaatschap dat alleen maar bestond uit het bijwonen van diensten - alle leden werden geacht intensief mee te werken aan verwezenlijking van het doel.
De "Sodaliteit voor Maria" werd in 1563 gesticht door de Belgische Jezuïet Jean Leunis.
Chapel de la Sodalité
In 1760 Johannes Hell from Tyrol built a small chapel "pour la Sodalité Mariale" in Vianden. A sodality was a religious organization, often with a specific purpose (helping the poor or the sick, education, abandon slavery). In constrast to the traditional church, there was no hierarchy, nor a membership that consisted of just joining in services - all the members were supposed to work hard in order to achieve the sodality's goals.
The "Sodality of Our Lady" was established in 1563 by the Belgian Jesuit Jean Leunis.
vrijdag 15 augustus 2014
Dummeldenger Schlass
De ijzersmelterij van Dommeldange, in 1609 opgericht door Jean de Ryaville, was de eerste in Luxemburg met een eigen hoogoven. In 1777 werd de smelterij gekocht door Charles Joseph Collart, geboren op 17 december 1724 in Saint-Hubert (B), gestorven op 7 maart 1812 in Fischbach.
Bij de fabriek hoorde een woonhuis met kasteelachtige proporties, dat dan ook het "Dummeldenger Schlass" werd genoemd. Ook na de sluiting van de smelterij, in 1857, bleef de familie Collart daar wonen. Maar de kosten van het onderhoud werden uiteindelijk zo hoog, dat de laatste kasteelheer, Charles-Hubert Collart, in 1973 het slot aan de stad Luxemburg verkocht.
Tegenwoordig biedt het kasteel onderdak aan de Chinese ambassade.
Dummeldenger Schlass
The iron works in Dommeldange, established in 1609 by Jean de Ryaville, was the first one in Luxembourg with its own blast furnace. In 1777 the steel mill was bought by Charles Joseph Collart, born December 17, 1724 in Saint-Hubert (B), deceased March 7, 1812 in Fischbach.
A castle-like mansion was part of the mill, which was called "Dummeldenger Schlass". Although the iron works closed in 1857, the Collart family kept the mansion. But the cost of maintenance ran so high, the last lord of the castle, Charles-Hubert Collart, sold it to Luxembourg-city in 1973.
At present the Chinese embassey resides in the castle.
donderdag 14 augustus 2014
Institut Grand-Ducal
Op 16 mei 1868 werd het "Institut Grand-Ducal" opgericht. Het instituut, vergelijkbaar met de "Académie Française", is ontstaan door de samenvoeging van de "Société Archéologique" (opgericht in 1845), de "Société des Sciences Naturelles" (opgericht 1850) en de "Société de Médecine" (opgericht 1862). Er waren oorspronkelijk dan ook drie afdelingen: een historische, een natuurwetenschappelijke en een geneeskundige.
In 1935 kwam er een afdeling taalwetenschappen, folklore en toponymie (plaatsnaamkunde) bij. Na de Tweede Wereldoorlog werd het instituut verder uitgebreid met een afdeling voor taal en literatuur (1962) en een voor sociale en politieke wetenschappen (1966).
Hoewel het instituut nuttig werk verricht, is het nauwelijks bekend bij de Luxemburgers. Dit komt vooral door een gebrek aan "aan de weg timmeren" en een goed PR-beleid.
Institut Grand-Ducal
On May 16, 1868 the "Institut Grand-Ducal" - the Grand Ducal Institute - was established. This institute, similar to the French "Académie Française", was created from the merger of the "Société Archeologique" (founded in 1845), the "Société des Sciences Naturelles" (founded in 1985) and the "Société des Médécine" (founded in 1862) and originally had three sections: history, natural science and medicine.
In 1935 a section for linguistics, ethnology and toponomy was added. Two more sections were added after World War II: one for arts and literature (1962) and one for social and political sciences (1966).
Although the Institute has an important function, it is hardly known by the Luxembourgish inhabitants, due to a lack of promotion and public relations.
woensdag 13 augustus 2014
Kropemann
Volgens de overlevering is de "Kropemann", het symbool van de gemeente Redange, een boze watergeest die in de Attert leeft. Met zijn "Krop" - een haak aan een lange stok - probeerde hij voorbijgangers in de rivier te trekken, waar ze dan voor hem moesten werken.
Het verhaal van Kropemann werd vooral gebruikt om jonge kinderen angst in te boezemen voor water, zodat ze niet in een van de talrijke rivieren of in een waterput zouden vallen.
Bij het gemeentehuis van Redange staat sinds 2000 een beeld van de Kropemann. Het is een creatie van de Belgische kunstenaar Jef Claerhout.
Kropemann
According to tradition the "Kropemann", symbol of the community of Redange, is an evil water creature, living in the Attert. With its "Krop" - a hook at the end of a long pole - it tried to pull passersby into the river, where they had to work for the creature.
The story about Kropemann was told to make young children afraid of water, so they would not fall into one of the many streams or into a water well.
Near the city hall in Redange a statue of the Kropemann was placed in 2000. It is a creation of the Belgian artist Jef Claerhout.
dinsdag 12 augustus 2014
Schüttbuerg
Tussen Kautenbach en Consthum lig, op een hoge heuvel en verscholen in de bossen, de Schüttbuerg. Omdat er voor zover bekend nooit een Heer van Schüttbuerg is geweest en er rond de burcht - in privé-bezit en niet toegankelijk - nauwelijks archeologisch onderzoek is gedaan, is er niet heel veel bekend over de oorsprong.
Waarschijnlijk werd hij gebouwd in de 14e eeuw, niet als woonhuis maar als een vestingbolwerk.
In 1576 werd er aan de noordkant van de burcht een woonhuis in renaissancestijl gebouwd. In 1936 werd er een jeugdherberg in gevestigd. In de Tweede Wereldoorlog werd de burcht fors beschadigd tijdens het Ardennenoffensief, maar in 1957 en in 1994 is hij grondig gerenoveerd.
Sinds 1997 is de Schüttbuerg in bezit van Fernand Feltgen, die er tot zijn dood mag wonen.
Schüttbuerg
Between Kautenbach and Consthum, on a high hill and hidden in the woodlands, you can find the Schüttbuerg. Since there never were any "Lord of Schüttbuerg" and hardly any archeological research has been done at the site - private property and not accessible - the origin of the castle remains unclear.
It was probably built in the 14th century, not as a residence, but as bastion of a fortification.
In 1576 a residence in Renaissance style was built on the north side of the castle. In 1936 a youth hostel was established in it. In World War II the castle was severely damaged during the Battle of the Bulge, but it was thoroughly renovated in 1857 and in 1994.
Since 1997 Fernand Feltgen is the owner of the Schüttbuerg, with the right to stay there until his death.
maandag 11 augustus 2014
Franzosenkreuz bij Dudelange
Aan het eind van de 18e eeuw was er vooral in de grensstreken de voortdurende dreiging van een Franse invasie. Voor Dudelange was het risico wel heel groot, omdat de Franse troepen door de bossen rondom Zoufftgen onopgemerkt de grens konden passeren.
Op de avond van 16 mei 1794 werden de inwoners van Dudelange gewaarschuwd dat de Franse troepen de volgende ochtend zouden langstrekken. Ze kregen het advies rustig te blijven, dan zou er niets gebeuren. Maar de bewoners vreesden plunderingen en besloten zich te verdedigen met alle middelen die ze hadden.
Het liep op 17 mei uit op een ware veldslag, waarbij de inwoners van het dorp, voor zover ze niet in de bossen gevlucht waren, werden gedood of gevangen genomen en later alsnog gefusilleerd in Tiercelet. Vrijwel het hele dorp werd verwoest.
Er vielen 74 slachtoffers in Dudelange: 72 mannen, een vrouw en een meisje van 5.
Franzosenkreuz near Dudelange
At the end of the 18th century, the regions near the border lived in constant fear of a French invasion. The risk was peticularly real for Dudelange, becaus the French troops could pass the frontier unnoticed through the woods around Zoufftgen.
In the evening of May 16, 1794, the inhabitants of Dudelange were informed that French troops would pass the following morning. They were advised to keep calm, so nothing would happen. But the inhabitants were afraid of plunderings and decided to defend themselves any way they could.
It turned into a terrible battle that 17th of May. The inhabitants who weren't hiding in the woods were either killed or taken prisoner, just to be executed later near Tiercelet. Most of the village was destroyed.
There were 74 victims in Dudelange: 72 men, one woman and a 5 year old girl.
zondag 10 augustus 2014
Elsy Jacobs
Elsy Jacobs werd op 4 maart 1933 geboren in Garnich, als jongste van zeven kinderen. Drie van haar broers, Roger, Edmond en Raymond begonnen al op vroege leeftijd met wielrennen, en Elsy volgde hun voorbeeld.
In 1955 kreeg ze haar licentie als coureur. Voor die tijd was dat in Luxemburg niet mogelijk en kon ze alleen in België of Frankrijk meedoen aan wedstrijden. In 1958 werd ze de eerste wereldkampioene in het wegrennen, en in hetzelfde jaar verbeterde ze het werelduurrecord met 41,347 kilometer (het oude record, van Millie Robinson, was 39,718 kilometer). Dat record werd pas in 1962 verbeterd door de Italiaanse Maria Cressant, die 41,471 kilometer reed..
Van 1959 tot 1974 was Elsy nationaal kampioen van Luxemburg bij de vrouwen. Sinds 2008 wordt jaarlijks een internationale vrouwenrace gehouden, die naar haar is vernoemd: de GP Elsy Jacobs.
Ze stierf op 28 februari 1998 in Bretagne.
Elsy Jacobs
Elsy Jacobs was born on March 4, 1933 in Garnich, the youngest of seven children. Three of her brothers, Roger, Edmond and Raymond, were racing cyclists as young boys, and Elsy joined them.
In 1955 she got her licence as a official racing cyclist. Before that, it wasn't possible for women to race in Luxembourg, so she could only race in Belgium or France. In 1958 she won the first world championship on the road for women, and that same year she beat the world hour record, with 41,347 kilometers (the former record holder was Millie Robinson, with 39, 718 kilometers). Her record wasn't beaten until 1962, by Maria Cressant from Italy, with 41,471 kilometers.
From 1959 up till 1974 Elsy won the national Luxembourgish championships for women. Since 2008 an annual road race for women is held in Garnish, which bears her name: the GP Elsy Jacobs.
She died on February 28, 1998 in Bretagne (F).
zaterdag 9 augustus 2014
Buerg Branebuerg
De burcht van Brandenbourg is gebouwd in de tiende eeuw en was een van de grootste van Luxemburg. Tot de 13e eeuw is hij eigendom van de Heren van Brandenbourg, daarna gaat hij over in handen van het geslacht Neierbuerg. Die dynastie is in 1685 uitgestorven en de burcht is uiteindelijk deels verwoest en deels door verwaarlozing tot een ruïne geworden.
In 1936 werd hij nationaal monument, en in 1998 is begonnen met een grote restauratie.
Op 24 juli 1926 werden bij werkzaamheden aan de kasteelruïnes drie kleine kanonnen ontdekt. Ze bleken in 1525 gemaakt te zijn door Gaspar Bux uit Diekirch en hadden de verwoesting van de burcht in 1628 doorstaan.
Buerg Branebuerg
Brandenbourg Castle was built in the tenth century and was one of the largest castles in Luxembourg. Until the 13th century it was owned by the Lords of Brandenbourg, and then came into the hands of the Neierbuerg family. That dynasty dissapeared in 1685, after which the castle was partly destroyed and partly neglected, so it fell into ruin.
In 1936 it as listed as a national monument, and in 1998 the Luxembourgish State started a thourough renovation.
On July 24, 1926, three small canons were discovered during renovation of the ruins. They were constructed in 1525 by Caspar Bux from Diekirch and had survived the destruction of the castle in 1628.
vrijdag 8 augustus 2014
Vrijmetselaarsloge
Op 24 september 1818 werd het voormalige "Kréimer-Haus" in de (huidige) Rue de la loge in Luxemburg-stad gekocht door de "Société Littéraire zu Lëtzebuerg", een vereniging die op 27 april van dat jaar was opgericht. In werkelijkheid ging het om de Luxemburgse loge van de vrijmetselaars, opgericht in 1770, die nog geen eigen onderkomen had.
Het "Kréimer-haus", gebouwd in de 17e eeuw, was tot dat moment eigendom van "armen-dokter" Guillaume Labbeye, die er woonde en de Kréimer - de "vakbond" van de marskramers (?), toestond er hun vergaderingen te houden. Daarmee was dat de enige vakbond die over een eigen vergaderruimte beschikte.
Het huis is nog steeds de zetel van de Luxemburgse vrijmetselaarsloge.
Freemasons Lodge
On September 24, 1818 the former "Kréimer-Haus" in the Rue de la loge in Luxembourg-city was bought by the "Société Littéraire zu Lëtzebuerg", an association that was founded on April 27 of that same year. But in reality the new owner was the Luxembourgish Freemasons Lodge, founded in 1770, which didn't have their own place until that day.
The "Kréimer-Haus", built in the 17th century, had been the property of Guillaume Labbeye, the "poor man's physician". He lived in the house and had allowed the "Kréimer" - the fraternity of the grocers - to have their meetings there, which made them the only fraternity with their own meeting room.
Nowadays the house still is the seat of the Luxembourgish Freemasons Lodge.
donderdag 7 augustus 2014
Kuer
Luxemburg is een waterrijk land. Diverse grote en kleine rivieren doorkruisen het land. De Alzette, de Sûre, de Moezel, de Our, de Clerve, de Wark, de Wiltz, de Witte en Zwarte Ernz, de Syre, de Eisch, de Mamer, de Pétrusse... En dan zijn er nog talrijke beekjes en stroompjes, die ergens in de rotsen ontspringen.
Al die Luxemburgse rivieren, beekjes en stroompjes hebben één ding gemeen: uiteindelijk komt hun water - rechtstreeks of via een van de andere rivieren - terecht in de Moezel.
De Chiers (in het Luxemburgs "Kuer" of "Kor" genoemd) is een uitzondering op die regel. Hij ontspringt in Differdange en mondt 112 kilometer verder bij Remilly-Aillicourt (F) uit in de Maas. Over een lengte van 15 km loopt hij op Luxemburgs grondgebied.
Het is de enige rivier in Luxemburg die niet rechtstreeks of indirect uitmondt in de Moezel.
Kuer
Luxembourg is abounding in water. Numerous big and small rivers flow through the country. The Alzette, the Sauer, the Moselle, the Our, the Clerve, the Wark, the Wiltz, the White and the Black Ernz, the Syre, the Eisch, the Mamer, the Pétrusse... And besides that, there are hundreds of brooks and creeks, that somehow and somewhere well up in the rocks.
All those Luxembourgish rivers, brooks and creeks have one thing in common: in the end, their water flows - directly or through one of the other rivers - into the Moselle.
The Chiers ("Kuer" or "Kor" in Luxembourgish) is an exception to that rule. It originates in Differdange and ends 112 kilometers further on near Remilly-Aillicourt (F) in the Meuse. It crosses Luxembourgish territory over a length of 15 kilometers.
It is the only river in Luxembourg that isn't drained into the Moselle.
woensdag 6 augustus 2014
Claus Cito
Claus Cito werd op 26 mei 1882 in Bascharage geboren. Nadat hij het gymnasium in Arlon had afgerond, studeerde hij aan de kunstacademie in Düsseldorf en aan de Académie des beaux arts in Brussel, waar hij zich in het beeldhouwen bekwaamde. Na de Eerste Wereldoorlog kwam hij terug naar Luxemburg en opende een atelier in zijn geboorteplaats.
In 1920 deed hij mee aan de wedstrijd die was uitgeschreven voor het ontwerpen van een monument ter herinnering aan de Luxemburgse soldaten die in de oorlogsjaren in Franse dienst waren gesneuveld. Zijn ontwerp "D'Friddenskinnigin" (Vredeskoningin) won en werd in 1923 gerealiseerd.
Hoewel deze "Gëlle Fra" verreweg het bekendste werk van Cito is, heeft hij veel meer beelden gemaakt. Zoals negen altaarstukken voor de crypte van de kathedraal, met beelden van onder meer de heiligen Kunigunde, Yolande van Vianden en Willibrord.
Hij is op 5 oktober 1965 gestorven in Pétange gestorven.
Claus Cito
Claus Cito was born on May 26, 1882 in Bascharage. After finishing the gymnasium in Arlon, he studied at the art school in Dusseldorf and the Académie des beaux arts in Brussels, where he qualified in sculpting. After World War I het returned to Luxembourg and opened a workshop in his birth place.
In 1920 he entered a contest for the design of a memorial for the Luxembourgish soldiers who were killed in French service during the war. His design "D'Friddenskinnigin" (Queen of Peace) won and was realised in 1923.
Although this "Gëlle Fra" is by far the best known work by Cito, he made many more statues. Among them are nine altar pieces for the crypt of the cathedral, with statues of, among others, Kunigunde, Yolande of vianden and Willibrord.
He died on Octobre 5, 1965 in Pétange.
dinsdag 5 augustus 2014
De voetgangersbrug bij Bivels
Door het creëren van het stuwmeer in de Our, kwam de oude brug tussen Bivels en Bauels (D) onder water te staan. Daarom is in 1962 een eindje verderop een nieuwe voetbrug tussen Luxemburg en Duitsland gebouwd..
De nieuwe, stalen voetbrug is met zijn 89,93 de langste in Luxemburg. Hij staat op twee pilaren en ligt 8,42 meter boven de normale waterstand en bijna 1 meter boven de hoogste stand. De pilaar aan de Luxemburgse kant is 17,69 meter hoog en die op de Duitse kant 13,64 meter.
In 1965 werd de brug feestelijk geopend.
Footbridge near Bivels
When the water reservoir in the Our was created, the old bridge between Bivels and Bauels (G) would be flooded. So in 1962 a new footbridge between Luxembourg and Germany was built a little bit further on.
The new, steel footbridge, with a length of 89,83 metres, is the longest in Luxembourg. It rests on two pillars and is 8,42 metres above the normal water level and almost 1 metre above the highest level. The pillar at the Luxembourgish side is 17,69 metres high, the one at the German side 13,64 metres.
The bridge was inaugerated in 1965.
maandag 4 augustus 2014
Mausoleum Eerste Wereldoorlog
Op 18 april 1923 arriveerde een lijkkist op het station van Luxemburg-stad. Erin lag het lichaam van een onbekende Luxemburgse legionair, die in september 1915 bij Bois Sabot (F), als vrijwilliger in het Franse leger.
Het was een dag van nationale rouw. Er hingen zwarte doeken over de straatlantaarns en de doodsklokken van alle kerken luidden. Bij het station werd een groet gebracht door verschillende Luxemburgse en Franse corpsen. Het lichaam werd door zes onderofficieren op een lijkwagen gezet, die werd getrokken door vijf paarden.
De stoet, begeleid door onder meer een compagnie voormalige vrijwilligers, het vaandel van de "Amicale des Légionaires" en 300 Luxemburgse militairen trok naar het kerkhof Notre-Dâme. In aanwezigheid van een groot aantal hoogwaardigheidsbekleders werd de onbekende soldaat bijgezet in het mausoleum voor 56 Franse soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Luxemburg waren omgekomen.
Mausoleum World War I
On April 18, 1923 a coffin arrived at the railway station in Luxembourg-city. It contained the body of an unknown Luxembourgish volunteer in the French army, who had been killed in 1915 near Bois Sabot (F).
It was a national day of mourning. The streetlights were covered with black cloths and the death bells of all churches sounded. In front of the station, the body was saluted by several Luxembourgish and French corpses. Six officers placed the coffin on a hearse, pulled by five horses.
The procession, accompanied by, among others, a corps of former volunteers, the flag of the "Amicale des Légionaires" and 300 Luxembourgish soldiers, lead to the Notre-Dâme cemetary. In the presence of a great number of dignitaries, the unknown soldier was placed in the mausoleum for 56 French soldiers who had been killed in Luxembourg during World War I.
zondag 3 augustus 2014
Buerg Useldeng
De burcht van Useldange ligt op een heuvel, 250 meter boven de zeespiegel. Hij werd eind van de twaalfde eeuw gebouwd, in opdracht van Theobald van Useldange.
In 1479 werd de burcht in beslag genomen door Maximiliaan I, die Christopher van Baden belastte met het onderhoud ervan. Tijdens de oorlog tussen Frankrijk en Bourgondië is de burcht gedeeltelijk verwoest, en in het begin van de 18e eeuw raakte hij ernstig in verval. Maar de torens en een groot deel van de muur zijn bewaard gebleven. Die zijn tussen 1990 en 2008 zo goed mogelijk door de Luxemburgse staat gerestaureerd.
Buerg Useldeng
Useldange castle is situated on a hill, 240 metres above sealevel. It was built at the end of the twelfth century, for Theobald of Useldange, who was the first owner.
In 1479 the castles was confiscated by Maximilan I, who charged Christopher of Baden with its upkeep. During the war between France and Burgundy, the castle was partly destroyed, and in the beginning of the 18th century it fell increasingly into disrepair. But the towers and a large part of the wall were kept. They were restored between 1990 and 2008 by the Luxembourgish state.
zaterdag 2 augustus 2014
Het altaar van Hachiville
In de kapel van Hachiville stond een prachtig altaar, rijkelijk versierd in de barokstijl. Het wordt beschouwd als een van de fraaiste kunstschatten in Luxemburg.
Aan dat altaar is een legende verbonden, die verteld dat het eigenlijk was bestemd voor een kerk in België en op een ossenwagen daarheen werd getransporteerd. Maar in de buurt van de kapel bij Hachiville kregen de ossen dorst en hield de wagen halt, zodat ze uit de bron konden drinken. Zodra ze het water hadden gedronken, stonden ze aan de grond genageld en waren ze niet meer in beweging te krijgen. Dat werd gezien als een teken dat de altaar in deze kapel thuishoorde.
Nadat het in 1973 gestolen werd, is het altaar vervangen door een kopie. Het origineel, dat in 1976 werd teruggevonden, staat nu in een afgesloten ruimte in de kerk van Hachiville.
Hachiville altar screen
In the Hachiville chapel used to be a splendig altart screen, richly decorated in baroque style. It is considered on of Luxembourg's most precious art treasures.
A legend around the altar screen, says it was originally intended for a church in Belgium and was transported on a carriage pulled by oxen. But near the Hachiville chapel, the oxen got thirsty. The car stopped, so they could drink from the spring. But as soon as they had done that, they were shackled to the ground and wouldn't move a foot. It was seen as a sign that the altar screen was meant for the chapel.
After it was stolen in 1973, the altar screen was replaced by a copy. The original, which was found in 1976, now is in the church in Hachiville.
vrijdag 1 augustus 2014
St. Zitha-klooster
Op 25 maart 1872 richtten Anna Bové en Louise Niederprüm, samen met de geestelijke Nicola Wies, de "Congregatie van de heilige Zitha" op.
Patroonheilige was St. Zitha, die in de 13e eeuw 48 jaar lang als dienstmeisje bij dezelfde familie werkte en in 1278 stierf. In 1696 werd ze heilig verklaard.
Het begeleiden en helpen van dienstmeisjes was dan ook de belangrijkste taak van de Zitha-zusters. Ze traden op als "bemiddelingsbureau" tussen dienstmeisjes en families die huishoudelijke hulp zochten, en zorgden zo nodig ook voor opvang en onderdak.
Aanvankelijk waren de zusters gevestigd in het "Haus Mayer-Ensch" in Luxemburg-stad, op de hoek van de Rue Philippe II en de Rue de Louvigny. Later verhuisden ze naar de Rue Ste. Zitha. In 1921 vestigden ze daar ook een ziekenhuis. Ook nu nog is de Zitha-kliniek een van de bekendste ziekenhuizen van Luxemburg.
Convent St. Zitha
On March 25, 1872 Anna Bové and Louise Niederprüm, with the support of clergyman Nicola Wies, founded the "Congregation of the Holy Zitha".
Patron saint was St. Zitha, who, in the 13th century, worked as a servant with one family for 48 years and died in 1728. She was canonized in 1696.
The core business of the Zitha-sisters was counseling and supporting female servats. They were a kind of employment agency for servants and families looking for maids, and they also took care of accomodation and help, when needed.
Originally the sisters lived in the "Haus Mayer-Ensch", at the corner of the Rue St. Philippe II and the Rue de Louvigny in Luxembourg-city. They later moved to the Rue Ste. Zitha. In 1921 they also opened a hospital there. Nowadays the Zitha-clinic still is one of the best known hospitals in Luxembourg.
Abonneren op:
Posts (Atom)