donderdag 31 juli 2014

Charly Gaul


Charly Gaul werd op 8 december 1932 geboren in Luxemburg-Pfaffenthal. Hij won in 1956 de Tour de France en in 1959 de Giro d'Italia, en bovendien een groot aantal nationale wielerwedstrijden. Hij was een grandioze klimmer en had als bijnaam "Engel van de bergen".
In 1999 werd hij uitgeroepen tot "Luxemburgs sportman van de eeuw".

Volgens onbevestigde bronnen bedreef hij na het beëindigen van zijn sportcarrière een half jaar lang een bar in de buurt van het station van Luxemburg. Daarna trok hij zich zonder duidelijke reden terug in de bossen van de Ardennen, in een hut zonder elektriciteit en stromend water. Na zo'n twintig jaar kwam hij terug naar de hoofdstad, waar hij tot aan zijn dood een burgerlijk bestaan leidde.
Hij stierf op 6 december 2005 in Luxemburg-stad.

 

Charly Gaul
Charly Gaul was born on December 8, 1932, in Luxemburg-Pfaffenthal. In 1956 he won the Tour de France and in 1959 de Giro d'Italia - an a lot of other international cycling races. He was an excellent climber, which gave him the nickname "Angel of the mountains".
In 1999 he was chosen as Luxembourg's "sportsman of the century"

According to some - not really reliable - sources, he owned a bar near the railway station in Luxembourg-city for about six months after retiring from professional racing. Then, without an obvious reason, he moved to a small hut in a forest in the Ardennes, without electricity or plumbing. Around twenty years later he returned to the capital, where he lived quietly until his death, on December 6, 2005.

woensdag 30 juli 2014

Haus Nummer 55


Het rommelde al lang voordat de Tweede Wereldoorlog begon in Europa. In de landen rondom Duitsland was al halverwege de jaren 1930 duidelijk dat Hitler snode plannen had.
Ook in Luxemburg hield men serieus rekening met een invasie. Daarom besloot groothertogin Charlotte een "veilig huis" in te richten, van waaruit ze het land kon regeren, mocht dat nodig zijn. De keuze viel op "Huis Nummer 55" in Lasauvage. Van buiten leek het nog altijd een gewoon woonhuis, binnen waren bomvrije schuilkelders en kazematten ingericht.
 

Ze heeft er overigens nooit gebruik van gemaakt. De invasie op 10 mei 1940 was zo snel en overrompelend, dat Charlotte nog maar net op tijd naar Frankrijk wist te komen. Dan daaruit reisde ze naar de Verenigde Staten, Canada en uiteindelijk naar Londen, waar ze tot het eind van de oorlog is gebleven. In Huis Nummer 55 heeft ze nooit één voet gezet.

 

Haus Nummer 55
There was turmoil in Europe long before the beginning of World War II. Halfway the 1930's, the countries around Germany anticipated Hitler's evil plans.
Luxembourg was sure there would be a German invasion. So Grand-Duchess Charlotte decided to create a "safe house", from where she could lead the country in case of emergency. "House Number 55" in Lasauvage was the chosen object. From the outside it looked like an ordinary mansion, inside bomb shelters and casemates were built.
 

But she never made use of them. The invasion on May 10, 1940, was so quick and overwhelming, that Charlotte could just make a narrow escape to France. From there she travelled to the United States, then to Canada and eventually to London, where she stayed till the end of the war. She has never set foot inside House Number 55.

dinsdag 29 juli 2014

RTL-zendmast bij Dudelange


Bij Dudelange ligt de Ginzebierg, die 417 meter hoog is. Op de top van de berg staat een zendmast van RTL, die - inclusief de antenne - 299 meter hoog is. Het topje van de antenne ligt dus ruim 700 meter boven zeeniveau.
De mast werd daar in 1957 neergezet om de programma's van RTL-televisie te kunnen doorgeven.


Op 31 juli 1981 vloog een Mirage van de Belgische luchtmast tegen de mast. De piloot kwam daarbij om. Ook op de grond vielen slachtoffers, doordat de instortende mast een huis verwoestte, waarbij de twee bewoners onder het puin bedolven werden. In 1982 werd een nieuwe mast neergezet.

 

RTL radio tower in Dudelange
Near Dudelange you can find the Ginzebierg, which is 417 metres high. On top of the mountain a radio tower of RTL has been placed. The tower, the antenna included, is 299 metres high, so the top of the antenna is over 700 metres above sealevel.
The tower was built in 1957 to transmit the programs of RTL-television.


On July 31, 1981, a Mirage of the Belgian Airforce crashed into the tower. The pilot didn't survice. Debris of the tower alsof destroyed a house nearby, killing the two inhabitants. In 1982 a new tower was placed.

maandag 28 juli 2014

Victor Hugo en Vianden


De beroemde Franse dichter Victor Hugo was bij zijn eerste bezoek aan Vianden, in 1862, meteen onder de indruk van de stad, de burcht en het prachtige landschap. Hij kwam dan ook drie keer terug naar de stad: in 1863, 1865 en 1871. Hij regelde ook een vaste verblijfplaats in die stad, in het huis bij de brug over de Our.

Tijdens zijn bezoek in 1871 verbleef hij daar ook. Op 14 juli was hij om tien uur gaan slapen, maar werd hij tegen middernacht gewekt doordat er op zijn deur gebonsd werd. Er was een grote brand uitgebroken, en twaalf huizen stonden in lichterlaaie. Snel bracht hij het manuscript waaraan hij werkte - "Année terrible" - in veiligheid in het aangrenzende hotel. Daarna organiseerde hij een menselijke ketting die emmers water uit de Our tot bij de brandende huizen bracht. Zelf werkte hij ook mee. Tweeënhalf uur lang gaf hij emmers door, totdat de brand geblust was.
Tegenover "zijn" huis, op de brug, is een beeld van hem geplaatst.

 

Victor Hugo and Vianden
The famous French poet Victor Hugo was immediately impressed by the city, the castle and the beautiful scenery when he first visited Vianden in 1862. So he returned there three more times: in 1863, 1865 and 1871. And he found a place where he could stay each visit, in the house near the bridge over the Our.

That is where he stayed during his visit in 1871. On July 14, he went to sleep at ten o'clock, but he was rudely awakened around midnight by someone banging on his door. There was a big fire in the town, and twelve houses were ablaze. He quickly brought the manuscript he was working on - "Année terrible" - to a safe place in the hotel next door. Then he organised a human chain to pass buckets with water from the Our to the burning houses. He was part of that chain himself as well; for two and a half hours he passed on buckets until the fire was over.
Across from "his" house, on the bridge, his statue has been placed.


zondag 27 juli 2014

A Gräins


Oberpallen is een klein plaatsje aan de grens met België. Het bestaat vooral uit boerderijen, de altijd aanwezige kerk en een winkelcentrum dat, zoals alle winkelcentra aan de grens, een bloeiend bestaan kent.
Eén van de boerderijen heet "A Gräins" en werd gebouwd in 1766.
In 1985 kreeg die boerderij landelijke bekendheid. Hij was namelijk het decor voor een Luxemburgse speelfilm die, voordat hij in de bioscoop werd uitgebracht, in zes delen op de televisie werd uitgezonden. "Déi zwéi vum Bierg" speelt in de Tweede Wereldoorlog en vertelt het verhaal van twee vrienden, Mill en Välten, die beloven altijd voor elkaar klaar te staan. Maar tijdens de bezetting en de intriges van enkele Duitsgezinde dorpsbewoners valt dat niet mee.
De rol van de pastoot in de film wordt gespeeld door Henri Losch, die drie jaar lang als onderwijzer in Oberpallen heeft gewerkt.

 

A Gräins
Oberpallen is a small town at the Belgian border. It consists mainly of farms, the always present church and a shopping centre which, like all shopping centres near the border, flourishes.
One of the farms is called "A Gräins" and was built in 1766.
In 1985 the building got national fame, since it was the set for a Luxembourgish movie which, before it was shown in the cinemas, was broadcasted in six parts on national television. "Die zwéi vum Bierg" tells the story of two friends, Mill and Välten, who promise to always be there for each other. But in World War II, during nazi occupation and the scheming of some pro-German villagers, that isn't easy.
The part of the pastor in the movie was played by Henri Losch, who was a teacher at the primary school in Oberpallen for three years.

zaterdag 26 juli 2014

Luxemburger Wort


Op 20 maart 1848 werd in Luxemburg de persvrijheid ingevoerd. Drie dagen daarna bracht "Luxemburger Wort" een proefnummer van een nieuwe krant uit, die vervolgens twee keer per week, op woensdag en zaterdag verscheen. Vanaf 1864 verschijnt hij dagelijks, behalve op zondag.

Het opheffen van de censuur was voor de initiatiefnemers - zakenman Jean-Mathias Würth, Charles-Gérard Eyschen en Michel Jonas - aanleiding om een degelijke, katholieke krant uit te brengen waaraan het land volgens hen behoefte had. Hoofdredacteur was Edouard Michelis, professor aan het seminarium. De directie bestond uit "de vier W's": godsdienstprofessor Wies, directeur van de lagere school Weber, godsdienstleraar Weirens en pastoor Weber.

Van meet af aan heeft de krant een belangrijke rol gespeeld en (behoudend) stelling genomen in allerlei politieke en maatschappelijke kwesties. Het is de oudste krant die nog steeds bestaat, en heeft inmiddels een oplage van rond 68.000 exemplaren. Daarmee is het de grootste krant van Luxemburg.

 

Luxemburger Wort
On March 20, 1848 the freedom of press was declared in Luxembourg. Three days later, "Luxemburger Wort" published a specimen copy of a new newspaper, which from that day on appeared twice a week, on wednesdays and saturdays. Since 1864 it is published dayly, except on sundays.

The dissapearance of the censorship inspired the initiators - businessman Jean-Mathias Würth, Charles-Gérard Eyschen and Michel Jones - to publish a sound, catholic newspaper, which they believed was what the country needed. Chief-editor was Edouard Michelis, professor at the seminary. The board of directors consisted of "the four W's": professor in theology Wies, director of the primary school Weber, theology teacher Weirens and pastor Weber.

Ever since it's start, the paper has played an leading part and has taken (conservative) positions in all kinds of political and social issues. It is the oldest newspaper that still exists and now has an edition printed in 68.000 copies. That makes is the largest newspaper in Luxembourg.


vrijdag 25 juli 2014

Jacques Mangers


Jaques Mangers werd op 18 maart 1889 geboren in Stolzembourg. Nadat hij in Parijs filosofie en in Rome theologie studeerde, werd hij op 3 april 1920 tot priester gewijd.
In 1925 werd hij naar Noorwegen gestuurd waar hij hulppriester werd in de St. Paul in Bergen. Daarna werkte hij als priester in Haugesund en in Stavanger. In 1931 werd hij benoemd tot apostolisch vicaris in Oslo, en in augustus van datzelfde jaar werd hij in de kathedraal in Luxemburg tot bisschop gewijd.
In 1953, toen het vicariaat van Oslo een bisdom werd, door paus Pius XII als eerst bisschop van die stad benoemd. In 1964, op 75-jarige leeftijd, legde hij die functie neer. Hij stierf op 7 januari 1972.
In Stolzembourg is naast de kerk een gedenksteen voor hem geplaatst.

 

Jacques Mangers
Jacques Mangers was born on March 18, 1889 in Stolzembourg. After he studied philosophie in Paris and theology in Rome, he became priest on April 3, 1920.
In 1925 he was send to Norway, where he worked as an chaplain in St. Paul's church in Bergen. In 1931 he was appointed as apostolical vicar in Oslo, and in August of that year he was ordinated bishop in the cathedral in Luxembourg-city.
In 1953, when the vicarate of Oslo became a diocese, Pope Pius XII appointed him as the first bishop of that city. In 1964, when he was 75 years old, he retired. He died on January 7, 1972.
In Stolzembourg this memorial was erected for hem, next to the church.

donderdag 24 juli 2014

Schlass Kolpech



Het kasteel in Colpach-bas dateert uit de middeleeuwen. Het werd in 1303 voor het eerst genoemd in een document.
Van 1628 tot 1817 was het eigendom van de familie Van Pforzheim, die er ook woonde. In de loop van de 18e eeuw werd het riante huis uitgebreid en gerenoveerd.
In de 19e eeuw kwam het in handen van de baronnen van Marches, die elders woonden en van het kasteel een boerenbedrijf maakten. Rond 1870 werd een groot park rond het kasteel aangelegd.

In 1917 werd het kasteel gekocht door Émile en Aline Mayrisch. Zij gingen er wonen en ontvingen er veel gasten uit de kunstenaarswereld, vooral veel schrijvers en dichters.
Na haar dood schonk Aline Mayrisch het kasteel aan het Luxemburgse Rode Kruis, die er een herstellingsoord/sanatorium inrichtten dat nog steeds dienst doet.
Zowel Aline als haar man Émile liggen in het park van het kasteel begraven.

 

Schlass Kolpech
The castle in Colpach-bas was built in the middle ages and was first mentioned in a document in 1303.
From 1628 until 1817 the castle was owned by the Von Pforzheim family, who were actually living there. In the 18th century the luxurious mansion was extended and renovated.
In the 19th century, it became the property of the Barons of Marches, who were living elsewhere and turned the castle into a farm. About 1870 a large park was constructed around the buildings.

In 1917 the castle was bought by Émile and Aline Mayrisch. They settled down there and welcomed a great number of artist, especially many writers and poets.
When she died, Aline Mayrisch donated the castle to the Luxembourgish Red Cross. They established a convalescent home/sanatorium in it, which is still there.
Both Aline and her husband Émile are buried in the park of the castle.

woensdag 23 juli 2014

Am Paradis


Graaf Fernand de Saintignon - geboren in Guentrange (F) op 26 januari 1846 en gestorven op 1 januari 1921 in Longwy (F) werd in de 1874, door zijn huwelijk met Louise Legendre, eigenaar van een hoogoven in Lasauvage. Daarbij hoorde ook een buitenhuis. Dat verbouwde hij tot een waar kasteel met een grote tuin, waarin hij beelden verzamelde.
De inwoners van het plaatsje - van wie er veel in zijn fabriek werkten en die zelf allesbehalve welgesteld waren - waren zo onder de indruk van die tuin, dat ze hem "Het Paradijs" noemden.
Overigens bleek dat paradijs geen eeuwig leven beschoren. Na de dood van De Saintignon, viel de tuin ten prooi aan plunderaars en dieven. Alle beelden zijn vernield of verdwenen, en het enige dat rest van het paradijs zijn de pilaren van de poort aan het begin van de oprijlaan.
Tegenwoordig is de tuin onderdeel van de "natuurschool" en wordt hij gebruikt als schooltuin, waar kinderen groente, bloemen en fruit planten en verzorgen.

 

Am Paradis
Count Fernand de Saintignon - born in Guentrange (F) on January 26, 1846, deceased on January 1, 1921 in Longwy (F) - became the owner of a steel mill in Lasauvage when he married Louise Legendre. A mansion was part of the mill, and he turned the house into a kind of palace. He decorated the huge garden with his collection of statues.
The inhabitants of the town - most of whom worked in his mill and were relatively poor - were so impressed by the place, that they called it "The Paradise".
However, that paradise didn't last forever. After De Saintignon's death, it became the target of thieves and looters. All the statues were destroyed or taken away, and the only thing remaining of the paradise, are the pillars of the gate at the entrance.
At present, the garden is part of the "natural school". It is used as a school garden, where children grow vegetables, flowers and fruits.

dinsdag 22 juli 2014

De Luxemburgse wortels van de Amerikaanse vlag


Volgens de inwoners van Redange-sur-Attert, was hun gemeentewapen de inspiratiebron voor de Amerikaanse vlag. Dat heeft Jhang Zigrand uit Chicago, een tandarts van Luxemburgse afkomst, zorgvuldig uitgezocht, geïrriteerd door de bewering van Amerikanen dat er nergens anders ter wereld een vlag was die bestond uit sterren en strepen.
Zigrand ontdekte dat het wapen van Redange niet alleen sterren en strepen had, maar ook nog eens in precies dezelfde kleuren als de vlag van de Verenigde Staten. Het grootste verschil - afgezien van het aantal sterren en strepen - is dat het wapen van Redange zespuntige sterren heeft en de Amerikaanse vlag vijfpuntige. Dit komt, aldus Zigrand, doordat de vrouw van kolonel Ross, die een voorbeeld maakte van het voorgestelde model, zespuntige sterren te moeilijk vond om uit te knippen en daarom maar vijfpuntige exemplaren maakte.
De "bedenker" van de Amerikaanse vlag was een zekere De Cementière, een Fransman die - aldus Zigrand - goed op de hoogte was van de Nederlandse, Franse en Luxemburgse heraldiek. President Jefferson had hem gevraagd een voorstel te doen voor een nationale vlag.

 

The Luxembourgish roots of the American flag
The inhabitants of Redange-sur-Attert are convinced the coat of arms of their home town was the inspiration for the American flag. Jhang Zigrand, a dentist from Chicago with Luxembourgish roots, did a thourough investigation, irritated by the fact that America claimed there was no other flag in the world that had stars and stripes.
Zigrand discovered the Redange coat of arms not only had stars and stripes, but also had the exact same colours. The biggest difference - apart from the nummer of stars and stripes - was that the stars of Redange had six points, and the stars on the American flag had only five. According to Zigrand, that was due to the fact that the wife of Colonel Ross, who sew a model of the new flag, couldn't cut the six-pointed stars and therefor chose five-pointed ones.
The "designer" of the American flag was a man called De Cementière, a Frenchman with - according to Zigrand - thourough knowledge of the Dutch, French and Luxembourgish heraldry. President Jefferson had asked him for suggestions for a national flag.

maandag 21 juli 2014

Albert Ungeheuer


Albert Ungeheuer werd op 30 mei 1915 geboren in Mertert
In de Tweede Wereldoorlog sloot hij zich aan bij het verzet. Hij woonde in die tijd in Differdange, waar de verzetsgroep "PI-men" actief was. Zij hielpen een groot aantal Luxemburgers (vooral deserteurs die wilden ontkomen aan de gedwongen recrutering) over de grens, van wie de meesten werden opgevangen in Clermont-Ferrand.
Door verraad van een collaborateur werd de groep opgerold. De meeste leden werden gearresteerd, onder hen ook Albert Ungeheuer. Ze werden overgebracht naar het concentratiekamp in Hintzert. Van daaruit werden ze op 18 mei 1944 naar Natzweiler vervoerd, waar ze de volgende dag, samen met andere patriotten, werden doodgeschoten.

Er staat een herdenkingssteen voor Ungeheuer in Differdange en een monument in Mertert.

 

Albert Ungeheuer
Albert Ungeheuer was born on May 30, 1915, in Mertert. In World War II. he joined the resistance. In those days, he lived in Differdange, where the underground movement "PI-men" was active. They brought a great number of Luxembourges (mostly refractories who wanted to avoid forced military duties) across the border, most of whom found refuge in Clermont-Ferrand.
Due to treason by a collaborator, the group was discovered. Most members were taken prisoner, and Albert Ungeheuer was one of them. They were taken to the concentration camp in Hintzert. Ffrom there they were transported to Natzweiler on May 18, 1944, where they were shot the next day, together with a number of other patriots.

There is a memorial for Ungeheuer in Differdange and a monument in Mertert.

zondag 20 juli 2014

Primärschoul Ettelbréck


Natuurlijk heeft Ettelbruck een lagere school. Al sinds 1696 zelfs, al heette het destijds nog geen lagere school. In dat jaar richtten Anton Hormann, de gebroeders Weijcher en zeven andere inwoners van Ettelbruck, Grentzingen en Warken een stichting op met het doel "vlijtig en getrouw het onderricht van de jeugd in de volksschool te stimuleren".
Sinds 1821 staat de school op deze plek, die vroeger de "Fruchtmarktplatz" heette en tegenwoordig de Place Marie-Adélaïde, en sinds 1965 is hij gevestigd in dit gebouw.

Wat deze school zo bijzonder maakt, is dat hij ooit de tijdelijke regeringszetel is geweest.
Nadat Luxemburg in 1839 zelfstandig was geworden, werd er hard gewerkt aan een grondwet. Dat viel niet mee, en de bevolking was het lang niet altijd eens met de plannen van de regering
In 1848 was de tekst klaar en in april van dat jaar zou erover gestemd worden. Omdat men oproer en protesten vreesde, besloot men de vergaderingen en stemmingen buiten Luxemburg-stad te houden en voor één week de regeringszetel "officieel" te verhuizen.. De keuze viel op de lagere school in Ettelbruck. Daar hebben de 74 aanwezige kamerleden de nieuwe grondwet definitief aangenomen.
Het is tot nu toe de enige keer geweest dat de regering buiten de hoofdstad heeft vergaderd.
Een steen boven de ingang van de school herinnert aan die bijzondere gebeurtenis.

 

Primärschoul Ettelbréck
There is, of course, a primary school in Ettelbruck. Since 1696 actually, although it wasn't called primary school in those days. In that year, Anton Hormann, the Weijcher brothers and seven other inhabitants of Ettelbruck, Grentzingen and Warken established a foundation in order to "diligently and faithfully promote the education of our youth in the public school".
Since 1821 the school has been at this place, which used to be called "Fruchtmarktplatz" and nowadays "Place Marie-Adelaïde", and since 1965 this is its building.

What makes this school special, is the fact it once was the seat of the government.
After Luxembourg was declared an independant country in 1839, a lot of work was done to create a constitution. It was a difficult task, and the people didn't always agree with the government's plans.
In 1848 the text was completed, and in april of that year it had to be discussed and voted. For fear of rebellion and protests, it was decided to meet outside of Luxembourg-city and "officially" move the seat of the government for one week. And as it happens, the Ettelbruck primary school was chosen. At this place, the 74 members of Parliament present accepted the new constitution.
Up till now, it has been the only time the government assembled outside the capital.
A stone above the entrance reminds of that special event.

zaterdag 19 juli 2014

Trinitariërklooster


De Trinitariërorde werd in 1198 opgericht door Jean de Matha en Félix de Valois. De orde hield zich vooral bezig met het vrijkopen van christenen die tijdens de Kruistochten in moslimlanden gevangen waren genomen. Eenderde van hun inkomsten werd daaraan besteed. Eenderde was bedoeld voor het verzorgen en verplegen van zieken, en eenderde was voor de orde.
Door een schenking in 1248 van graaf Heinrich, wiens vader tijdens een kruistocht gevangen genomen was en door de orde werd vrijgekocht, kregen de Trinitariërmonniken een stuk grond in Vianden. Daar bouwden ze een kerk, een klooster en en ziekenhuis. Het was de enige vestiging in Luxemburg van deze orde.

 

Trinitarian convent
The Trinitarian order was founded in 1198 by Jean de matha and Félix de Valois. Their core business was providing the ransom for christians who were held captin in muslim countries during the Crusades. One third of their earnings were used for that purpose. One third was spent on caring for the sick and one third was meant for the order itself.

In 1248 Count Heinrich gave the Trinitarian monks a peace of land in Vianden, after they had redeemd his father, who was taken prisoner while on a Crusade. They built a church, a convent and a hospital on it. That was the only settlement of the order in Luxembourg.

vrijdag 18 juli 2014

Poste d'alerte no 82


De afgelopen maanden hebben duidelijk gemaakt dat de Luxemburgers hun erfenissen uit het verleden koesteren. Elke plaats heeft wel een monument, een standbeeld of een plaquette die herinnert aan gebeurtenissen uit vroeger tijden. De Belgen zijn daar kennelijk een stuk makkelijker in.

Halverwege de jaren dertig van de vorige eeuw, bouwden ze daar langs de grenzen tientallen wachtposten, met de bedoeling dat de "Chasseurs ardennais" een eventuele invasie van Duitse troepen zouden verhinderen. Tevergeefs, want die invasie kwam er toch, en daarbij werden vrijwel al die wachtposten verwoest. Na de oorlog waren er nog maar drie. "Poste d'alerte" nr. 82 lag langs de grens met Luxemburg, tussen Sterpenich (B) en Kleinbettingen (L).
Vorig jaar kwam het besluit dat wachtpost 82 zou worden afgebroken. Er volgde protesten en een petitie. Die laatste werd - met 1178 handtekeningen, in januari 2014 aangeboden aan de Belgische regering. Het mocht niet baten. Met als argument dat het gebouwtje op privégrond stond en bovendien geen architectonische waarde had, werd het in april afgebroken.

 

Poste d'alerte no 82
The last month have made clear that Luxembourg cherishes its treasures from the past. There is at least one monument, statue or plaque in every town, remembering historic events that took place there. Obviously the Belgians are less conservative.

During the 30th of the last century, the Belgians built a great number of guardhouses, so the "Chasseurs ardennais" could prevent a possible invasion of German troops. In vain, because that invasion came anyhow, and most of the guardhouses were destroyed by them. There were only three left after the war. "Poste d'alerte" no 82 was situated at the Luxembourg border, between the towns of Sterpenich (B) and Kleinbettingen (L).
Last year it was decided that guardhouse 82 was to be torn down. There were protests, there was a petitions. The latter, signed by 1178 people, was presented to the Belgian government in January 2014. It didn't help. Stating that the building was on private proptery and had no architectural importance, it was torn down last April.

donderdag 17 juli 2014

D'Dutreux-Schlass


Bij Kockelscheuer, even ten zuiden van Luxemburg-stad, stond vroeger een kasteel, "d'Dutreux-Schlass". Het was eigendom van het klooster van Orval, tot het in 1781 werd gekocht door de familie Boch.
Na de verwoesting van Orval in 1793 werd de abt, Gabriel Siegnitz, door de slotheer in het kasteel opgenomen, waar hij op 25 februari 1799 stierf.
Het kasteel werd daarna nog diverse keren verkocht. In 1818 kwam het in bezit van Joseph-Auguste Dutreux, aan wie het zijn naam te danken heeft.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de ruïne gekocht door de stad Luxemburg, die er een recreatiecentrum van maakte, met onder meer een ijshal, een golfbaan en een prachtige vijver.

 

D'Dutreux-Schlass
In Kockelscheuer, just south of Luxembourg-city, used to be a castle, d'Dutreux-Schlass. It belonged to the Orval Abbey, until it was bought by the Boch famlily in 1781.
When Orval was destroyed, in 1783, abbot Gabriel Siegnitz was given shelter in the castle, where he died on February 25, 1799.
The castle changed hands several times, and was bought by Joseph-Auguste Dutreux, who gave the castle its name.
After World War II, the ruins were bought by the city of Luxembourg and changed into a recreation centre, with a skate hall, a golf course and a beautiful pond.

woensdag 16 juli 2014

Groot-hertogin Charlotte


Eigenlijk was het nooit de bedoeling dat Charlotte groot-hertogin zou worden. Maar het bewind van haar oudere zuster Marie-Adelheid leidde tot zoveel onrust, dat een troonswisseling noodzakelijk bleek.

Op 15 januari 1919 begon Charlotte - geboren op 23 januari 1896 in Colmar-Berg - aan de zware taak. Tot grote tevredenheid van de Luxemburgers: onder haar leiding brak een periode van welvaart en sociale rust aan. Helaas maakte de Duitse inval daar in 1940 een ruw einde aan.
Met haar gezin - echtgenoot Felix van Bourbon-Parma en zes kinderen - vertrok Charlotte naar de Verenigde Staten. Vandaar reisde ze naar Londen, waar ze bleef tot het eind van de oorlog.
Na haar terugkomst in 1945, zette ze haar werk enthousiast voort en stelde Luxemburg in staat sterker dan ooit te worden.

In mei 1961 droeg ze een groot deel van haar taken over aan haar oudste zoon Jan, en op 12 november 1964 deed ze afstand van de troon. Tot haar dood, op 9 juli 1985, leidde ze een teruggetrokken leven op het kasteel in Fischbach. Bij het kasteel van Erpeldange werd in 1995 een monument voor haar geplaatst.

 

Grand-duchess Charlotte
Actually, Charlotte was never meant to be grand-duchess. But the reign of her older sister Marie-Adelheid caused great turmoil, and a succession became unevitable.

On January 15, 1919 Charlotte - born on January 23, 1896 in Comar-Berg - started her difficult task. The Luxembourgers were happy with her: the new grand-duchess set in e period of wealth and social peace. Unfortunately, it was rudely interrupted by the German invasion in 1940.
With her family - husband Felix de Bourbon-Parma and six children - Charlotte left for the United States. From there, she travelled to Londen, where she stayed till the end of the war.
After her return in 1945, she continued her work with great enthousiasm, which lead to new wealth and prosperity for Luxembourg.

In May 1961 she handed down most of her tasks to her oldest son Jan, en on November 12, 1964, she abdicated. Until her death, on July 9, 1985, she lead a quiet life af Fischbach castle. In 1995 a monument in her memory was erected at Erpeldange castle.

dinsdag 15 juli 2014

Bivels


Eeuwenlang was Bivels een rustig en arm boerendorpje aan de Our. Er waren boerderijen, een molen, een kerk - en zo'n 150 inwoners.

Maar rond 1960 werd het leven in Bivels volkomen op zijn kop gezet. Er moest een dam komen in de Our, zodat er een stuwmeer zou ontstaan dat moest helpen bij het op peil houden van de drinkwatervoorziening. En daarbij lag Bivels eigenlijk behoorlijk in de weg.

Maar daar werd iets op gevonden. Het grootste deel van het dorp moest weliswaar verdwijnen, maar aan de oever van het nieuwe stuwmeer werd een kunstmatig plateau aangelegd, waarop nieuwe huizen en een nieuwe kerk kwamen te staan.
Het stuwmeer met zijn groene oevers, de nieuwe camping die er werd gevestigd en de nabijheid van het mooie Vianden trokken steeds meer toeristen naar het fraaie nieuwe dorp, zodat Bivels uiteindelijk alleen maar is opgebloeid door de aanleg van het meer.

 

Bivels
For many ages, Bivels was a small, quiet and poor rural village on the bank of the Our. There were some farmhouses, a mill, a church, and about 150 inhabitants.

But somewhere in the 1960's life in Bivels was completely turned upside down. A dam in the Our was planned, to create a water reservoir which should help assure the drinkwater supply . And Bivels was more or less an obstacle.

But a solution was found. Although most of the village had to be torn down, an artificial plateau was created at the bank of the new reservoir, on which new houses and a new church arose. The artificial lake, with its green banks, the new camping that was established closeby and the proximity of beautiful Vianden invited more and more tourist to the lovely new village. And so in the end Bivels actually has florished thanks to the creation of the water reservoir.

maandag 14 juli 2014

"Refuge" St. Maximin-klooster


Omdat kloosters in vroeger eeuwen regelmatig het doelwit waren van plunderende soldaten en ridders, beschikten de meeste over een veilig onderkomen elders. Zo ook het Benedictijnerklooster St. Maximin in Trier. Hun "refuge" (schuilplaats) lag in Luxemburg-stad. Daar konden de monniken in roerige tijden zichzelf en de kloosterschatten onderbrengen.
Het gebouw dat het klooster voor dat doel in 1751 liet bouwen, ligt naast de huidige kathedraal van Luxemburg. Het is ontworpen door architect Jean-Nicolas Steinmetz.

In 1797, na de Franse revolutie, werd het gebouw geveild en gekocht door Romain Jacquelau, een voormalige Franciscanermonnik uit Betrange. Later vestigde drukker en uitgever Claude Lamort er zijn bedrijf. Vervolgens heeft het gebouw diverse functies gehad: café, woonhuis, kantoor, bakkerij... Tegenwoordig is het Ministerie van Buitenlandse Zaken erin gevestigd.

 

"Refuge" monastery St. Maximin
Because convents used to be the target of plundering soldiers and knights, most of them had a safe haven in another town. And so had the Benedictine monastery St. Maximin in Trier. Their "refuge" was in Luxembourg-city. Here the monks could hide themselves and the monastery's treasures when times got rough.
The building they created for that purpose in 1751, was next to the cathedral of Luxembourg. It was designed by architect Jean-Nicolas Steinmetz.

In 1797, after the French revolution, the building was auctioned and bought by Romain Jacquelau, a former Fransiscan monk from Bertrange. Later, the printer and publisher Claude Lamort had his company in it. After that, the building has served many different purposes: bar, mansion, office, bakery... Nowadays it is the office of the Ministry of Foreign Affairs.

zondag 13 juli 2014

Klein Italië


De grote bloei van de mijn- en staalindustrie in het zuiden van Luxemburg, leidde eind 19e eeuw tot een grote immigratiegolf. Vooral veel jonge, vrijgezelle Italianen kwamen naar het land. Ze vestigden zich vaak dicht bij elkaar, zodat er "Italiaanse wijken" ontstonden in verschillende plaatsen in de mijnstreek, o.a. in Dudelange.

De wijk in Dudelange, grenzend aan de mijn van Arbed,  werd "Klein Italië", "Italië van het noorden" of "Onder-Italië" genoemd.
Aanvankelijk waren de immigranten al snel goed geïntegreerd. Maar doordat er steeds meer "gelukszoekers" naar Luxemburg kwamen, die minder opgevoed en ruwer waren, verslechterde geleidelijk de reputatie van de Italianen en de Italiaanse wijken. Mede vanwege de vaak aanwezige nazisympathieën bij de gastarbeiders, werden ze door de Luxemburgse bevolking steeds meer als vijand gezien.

Als gevolg van de vijandige houding, weigerde de Italiaanse regering na de oorlog meer Italianen naar het land te sturen om te helpen bij de wederopbouw. De situatie verbeterde toen er in 1948 een nieuw immigratieverdrag werd gesloten. Inmiddels wonen er veel "vijfde-generatie-Italianen" in Luxemburg.

 

Little Italy
De success of the mining and steel production in the south of Luxembourg, caused a huge immigration at the end of the 19th century. Many young men, most of them from Italy, came to the country. They often settled down close together, and in several towns in the mining district, like Dudelange, "Italian quarters" were created.

The area in Dudelange surrounding the Arbed-mine, was called "Little Italy", "Italy of the North" of "Under-Italy". At first, the immigrants rapidly adapted to life in Luxembourg. But because the flow of "fortune hunters" kept growing, and the new immigrants were less educated and sophisticated, the reputation of the Italians and their quarters gradually deterioted. And due to many Italians' sympathy for the nazis, the Luxembourgers began to dislike them.

As a result of that hostile attitude, the Italian government refused to send more people to Luxembourg after the war to help rebuild the country. The situation improved when a new immigration treaty was signed in 1948. Nowadays many Italians of the fifth generation are living in Luxembourg.

zaterdag 12 juli 2014

René Engelmann


René Engelmann werd geboren op 9 oktober 1880 in Vianden, als zoon van een lerares en een restauranthouder. Na zijn schoolopleiding studeerde hij Latijn, Duits en Engels in Parijs en Berlijn, en werd in 1906 de eerste leraar Engels in Luxemburg, bij het gymnasium in Diekirch.

Maar veel bekender werd hij als schrijver, taal- en literatuurwetenschapper. Samen met Nicolas Welter schreef hij in 1910 de eerste Luxemburgse spellinggids: "Orthographie Welter-Engelmann".
Op 26 augustus 1915 pleegde hij in Diekirch op 34-jarige leeftijd zelfmoord. De meeste van zijn boeken zijn postuum uitgegeven.

 

René Engelmann
René Engelmann was born in Vianden on October 9, 1880, as the son of a schoolteacher and an innkeeper. After the secondary school he studied Latin, German and English in Paris and Berlin, and in 1906 he became the first English teacher in Luxembourg, at the Diekirch gymnasium.

But he is much better known as a writer and as a linguistic. In cooperation with Nicolas Welter, he published the first Luxembourgish spelling guide: "Orthographie Welter-Engelmann".
On August 26, 1915, he committed suicide in Diekirch, at the age of 34. Most of his works were published after his death.

vrijdag 11 juli 2014

De adelaar van Dalheim


De ontdekking van al die gallo-romeinse schatten bij Dalheim leidde tot groot enthousiasme bij de archeologen in Luxemburg.
Het "Archäologische Gesellschaft Luxemburgs" besloot dan ook een gedenkteken neer te zetten. Op 28 mei 1855 werd, in aanwezigheid van koning Willem III van Nederland en het Groothertogdom, de eerste steen gelegd van een indrukwekkend monument: een hoge pilaar, met daarop een adelaar die op de wereldbol staat. Zijn lichaam is in de richting van Metz gedraaid, zijn kop is gericht op Trier.

Het monument werd op 11 mei 1940 bij de Duitse invasie vernield. Na de Tweede Wereldoorlog, in 1957, is er een nieuwe adelaar neergezet.

Op de pilaar staat de volgende inscriptie:


"Frei wie der Adler, Heimat, bleib du.
Der von römischer Majestät glänzende Adler des Vicus Ricciacum auf sein ewiges Denkmal gestellt 1855, durch die rohe Gewalt des Tyrannen von seinem hohen Sockel gerissen 1940, entfaltet seine befreiten Schwingen wieder im wehenden Wind, 1957."

 
(Blijf, vaderland, vrij als de adelaar. De adelaar van de vicus Ricciacum, glanzend van Romeinse majesteit, in 1855 op zijn eeuwige gedenkteken geplaatst, in 1940 door het ruwe geweld van tirannen van zijn hoge sokkel gescheurd, ontvouwt opnieuw zijn vleugels in de wind, 1957)

 

Dalheim eagle
The discovery of all those gallo-roman treasures near Dalheim lead to great enthousiams with the Luxembourgisch archeologists. So the "Archäologische Gesellschaft Luxemburgs" decided to erect a memorial. On May 28, 1855, in the presence of Wlliam III, King of the Netherlands and the Grand-Duchy, the first stone was placed for an impressive monument: a huge pillar, with an eagle on top of the globe. Its body is turned towards Metz, its head is looking towards Treves.

On May 11, 1940, the German invaders destroyed the monument. After World War II, in 1957, a new eagle was erected.

The pillar has the following inscription:


"Frei wie der Adler, Heimat, bleib du.
Der von römischer Majestät glänzende Adler des Vicus Ricciacum auf sein ewiges Denkmal gestellt 1855, durch die rohe Gewalt des Tyrannen von seinem hohen Sockel gerissen 1940, entfaltet seine befreiten Schwingen wieder im wehenden Wind, 1957."


(Be as free as the eagle, my country. The eagle of the vicus Ricciacum, shining with Roman majesty, placed on its eternal memorial in 1855, ripped from its high socket by the brutal violence of tyrants in 1940, once more spreads its wings in the blowing wind, 1957)

donderdag 10 juli 2014

Aasselburer Millen


De molen van Asselborn kwam in 1036 in het bezit van de abdij van Trier, door een ruilverdrag met de abdij Stavelot-Malmédy. Het was een van de weinige "vrije" molens in Luxemburg; dat wil zeggen dat hij geen eigendom was van een slotheer, die zijn burgers verplichtte op de molen te werken en er hun oogsten te laten verwerken.
In 1794, na de Franse revolutie, kwam de molen in privé-bezit - en dat is hij nog steeds.

De molen was tot de Tweede Wereldoorlog in bedrijf. In 1971 werd hij gekocht door de vereniging "Center Alstad", geleid door Léon Nilles en zijn familie. Hij knapte de molen op en vestigde er een hotel-restaurant, kunstgalerie en molenmuseum in.

 

Aasselburer Millen
The mill in Asselborn came into the posession of the Treves Abbey in 1036, thanks to a trade with the Abbey of Stavelot-Malmédy. It was one of the few "free" mills in Luxembourg, which means it wasn't the property of a regional Lord, who obliged his citizens to work at the mill and to have their harvest processed there.
In 1794, after the French Revolution, the mill came into private posession - which is still is at present.

The mill stayed in operation until World War II. In 1971 it was bought by the association "Center Alstad", which was lead by Léon Nilles and his family. They restored the mill and opened a hotel, restaurant, art gallert and mill museum in it.

woensdag 9 juli 2014

Kerk van Rindschleiden


Tijdens hun reizen door Luxemburg kan het best eens gebeuren dat de olifantjes tot de ontdekking komen dat ze zich eerder vergist hebben... Niet Grentzingen, maar Rindschleiden is het kleinste dorp van Luxemburg. Het gehucht, tussen Gréiwels en Heispelt, telt één - onbewoonde - boerderij, één kerk, één huis en één inwoner: pastoor Adolphe Goffin.

Hij waakt over de Willibrordkerk in Rindschleiden. Gebouwd in 1437 en bekend vanwege de fraaie fresco's uit de vijftiende en zestiende eeuw. Elk jaar, op "Päischten" (Pinksteren), is de kerk het doel van een processie ter ere van Willibrord.
Naast de kerk ligt - hoe kan het ook anders - een bron.

 

Rindschleiden church
While travelling through Luxembourg, the elephant sometimes have to admit that they have made a mistake earlier... Not Grentzingen, but Rindschleiden is the smallest village in Luxembourg. The hamlet, situated between Gréiwels and Heispelt, has one - abandoned - farm, one church, one house and one inhabitant: pastor Adolphe Goffin.

He takes care of the Willibrord church in Rindschleiden. Built in 1437 and famous for its beautiful frescos, dating from the fifteenth and sixteenth century. Every year, on "Päischten" (Pentecoat), a procession in honour of Willibrord is held to the church.
Next to the church there is - as usual - a water spring.

dinsdag 8 juli 2014

Charel Bernhoeft


Charel Bernhoeft werd op 22 juli 1859 in Luxemburg-stad geboren, als zoon van een onderofficier in het garnizoen van de Luxemburgse vesting. Hij volgde een opleiding tot fotograaf en opende een atelier in het centrum van de oude stad. Naast portretten fotografeerde hij vooral veel landschappen, niet alleen in Luxemburg maar ook in Nederland, de Elzas, België en Lotharingen. Veel van zijn foto's publiceerde hij in de tijdschriften die hij uitgaf: "Der Tourist, ein Führer durch das historische und romantische Grossherzogtum Luxemburg und dessen nächsten Umgebung" en "Luxemburger Land in Wort und Bild".
Zijn carrière was buitengewoon succesvol. Hij was niet alleen hoffotograaf, maar ook de uitvinder van het "Bernhoeft's Blitzlichtapparat Sanssouci". Hij stierf op 7 februari 1933 in Beggen.
Grappig genoeg is er ook nu - nog of weer - een fotozaak gevestigd in zijn voormalige atelier.

 

Charel Bernhoeft
Charel Bernhoeft was born on July 22, 1859 in Luxembourg-city. He was the son of a non-commissioned officer of the garrison in the Luxembourg fortress. He took a photography training and opened a studio in the centre of the old city. He was specialized in portraits, but even more in landscapes, not just in Luxembourg, but also in the Netherlands, Alsace, Belgium and Lorraine. Many of his pictures appeared in the magazines he published: "Der Tourist, ein Führer durch das historische und romantische Grossherzogtum Luxemburg und dessen nächsten Umgebung" and "Luxemburger Land in Wort und Bild".
His career was very successful. Not only he was the court's official photographer, but also the inventor of the "Bernhoeft's Blitzlichtapparat Sanssouci", a flash-lamp. He died on February 7, 1933 in Beggen.
It is remarkable to see that presently there is - again or still - a photographer's shop in his former studio.

maandag 7 juli 2014

Foire agricole


Dat de landbouwhogeschool destijds in Ettelbruck werd gevestigd, is geen toeval. Al eeuwenlang is de "Poort naar de Ardennen" het agrarische middelpunt van Luxemburg. De vruchtbare bodem in de valleien van maar liefst drie rivieren maakt landbouw en veeteelt tot een dankbare en kansrijke onderneming.

Het is dan ook niet zo vreemd dat de jaarlijkse "foire agricole" - de landbouwbeurs - in Ettelbruck gehouden wordt. Elke zomer laat alles wat ook maar enigszins met landbouw of veeteelt te maken heeft hier zien wat men in huis heeft. Van veevoer tot biologische kaas, van Ardenner paard tot reusachtige houtversnipperaar - alles is hier te vinden. Met speciale aandacht voor de harmonieuze samenwerking tussen agrariërs en natuurbeschermers.

De beurs werd in 1883 voor het eerst gehouden. Bij die eerste keer waren koning Willem III en koningin Emma aanwezig.

 

Foire agricole
It isn't just a coincidence that the agricultural college was established in Ettelbruck. That city, the "Gate to the Ardennes", has been the agricultural centre of Luxembourg. The fertile soil of the valleys of three rivers turns agriculture and cattle industry into a productive and succesful business.

So it isn't very strange that the annual "foire agricole" - the agricultural exhibition - takes place in Ettelbruck. Every summer anyone who is in some way connected with agriculture or cattle breeding, shows their products. From fodder to biological cheese, from Ardennes horse to giant wood chipper - you can find anything you need here. With special attention to the harmonious cooperation between farmers and nature conservationists.

The exhibition was first held in 1883. At that occasion, King William III and Queen Emma were present.