zondag 30 november 2014

D'Nationalmonument vun der Onofhängegkeet


In 1939 werd in heel Luxemburg uitgebreid gevierd dat het land 100 jaar onafhankelijk was. Dat het op dat moment in Europa behoorlijk rommelde en ook in Luxemburg het gevoel groeide dat die onafhankelijkheid wel eens gevaar kon lopen, heeft daarbij ongetwijfeld een rol gespeeld.
In vrijwel elke plaats werd een herdenkingsplaquette geplaatst of een monument onthuld, dat zowel een herinnering als een statement was.

Op een heuvel bij Mersch, min of meer het middelpunt van Luxemburg, werd het "Nationale Monument van de Onafhankelijkheid" geplaatst: een ronde zuil met een goudkleurige kroon, ontworpen door architect Henri Luja en versierd met - onder meer - een gedicht van Nik Welter.

Natuurlijk was het monument de Duitsers een doorn in het oog. Het werd dan ook al in november 1940 verwoest, waarbij alleen een deel van de voet bewaard bleef. Dat staat nu op het pad naar het nieuwe monument, dat in 1957 werd geplaatst. Daarbij werd ook een nieuwe tekst aangebracht: "Wat 1940 zu hirer Schan Barbaren emgerass, hun 1957 eis Le'wt an trei Me'schen rem opgericht" (Wat barbaren in 1940 tot hun eigen schande hebben verwoest, hebben de brave en trouwe burgers in 1957 opnieuw opgericht)

 

D'Nationalmonument vun der Onofhängegkeet
In 1939 all Luxembourg celebrated 100 years of independance.This was undoubtedly influenced by the fact that there was a lot of turmoil in Europe, and a growing fear in Luxembourg that their independance might be in jeopardy. A monument or plaque was erected in almost every town, which was meant both as a statement and a memorial.

On a hill near Mersch - more or less the centre of Luxembourg - the "National Monument of the Independance" was erected: a circular column with a golden crown, designed by architect Henri Luja and decorated with several objects, including a poem by Nik Welter.

Of course the monument annoyed the Germans, and they destroyed in November 1940, leaving only a part of the pedestal. That has been place in the lane leading to the new monument, which was erected in 1957. With a new text: "Wat 1940 zu hirer Schan Barbaren emgerass, hun 1957 eis Le'wt an trei Me'schen rem opgericht" (Which was shamefully destroyed by barbarians in 1940, was erected once again in 1957 by decent and loyal citizens)

zaterdag 29 november 2014

Roude Pëtz


Midden in het winkelgebied van Luxemburg-stad ligt een kruispunt dat "Roude Pëtz" ("rode put") heet.
Er wordt wel beweerd dat het die naam te danken heeft aan het bloed van de veroordeelden dat hier vloeide, omdat hier vroeger de guillotine van de hoofdstad stond.

Maar dat is een verzinsel. De naam bestond al in 1741, terwijl de guillotine pas in 1798 in Luxemburg werd geïntroduceerd. En bovendien stond dat apparaat niet hier, maar enkele tientallen meters verder, op de Vismarkt.
De naam verwijst naar een waterput, waarbij een torentje van rode steen stond. Hier werd drinkwater, voor zowel het Luxemburgse garnizoen als voor de burgers, vanaf een diepte van 64 meter omhoog gepompt met behulp van een raderwerk dat door twee soldaten met de voet werd aangedreven.
Tegenwoordig is hier geen waterput meer. Maar wel een fontein, opgesierd met een beeld dat is gewijd aan de "Hammelmarsch" - een Luxemburgse traditie, waarbij een kermis officieel werd geopend door een tocht met schapen door de stad.

 

Roude Pëtz
In the shopping area of Luxembourg-city, there is a crossing called "Roude Pëtz" (red well). Some people say that name refers to the blood of condemned criminals that flowed here, since the capital's guillotine was at this spot.

But that's not true. The name already existed in 1741, although the guillotine wasn't introduced in Luxembourg until 1798. And besides, that construction was place a little bit further on, at the Fishmarket.
The name comes from a water well, covered by a little tower of red bricks. It was used to supply drinking water for the Luxembourgish garnisson and for the citizens. It was hoisted from a depth of 64 metres by means of a mechanism that was operated by two soliders.
Nowadays there isn't a well anymore. But there is a small fountain, decorated with a statue of the "Hammelmarsch" - a Luxembourgish tradition in which a fair was officially opened by a parade of sheep through the city.

vrijdag 28 november 2014

De kerk van Saeul


De kerk van Saeul is een van de mooiste en sfeervolste van Luxemburg.
Hij werd gebouwd rond 1200 in de romaanse stijl en hoorde bij de Benedictijner abdijen van Echternach en Ouren..Boven de sacristie is een aparte ruimte, die waarschijnlijk was bedoeld voor lepra-patiënten en anderen met een besmettelijke ziekte. De vondst van een groot aantal menselijke beenderen rond de kerk lijkt die theorie te onderbouwen.

Aanvankelijk hingen de klokken in een klein torentje op het dak, maar dat werd in 1773 gesloopt en er werd een "echte" toren - in barokstijl - aan de kerk gebouwd. In die periode is de kerk ook uitgebreid tot twee schepen.
Bij een grote verbouwing in 1960 kreeg de kerk zijn oorspronkelijke - romaanse - uiterlijk terug. In 2010 is het rode pannendak dat daarbij werd aangebracht weer vervangen door leisteen en koper.
Qua uiterlijk is de kerk van Saeul verwant aan de basiliek van Echternach.

 

Church of Saeul
The church of Saeul is one of the most beautiful and atmospheric in Luxembourg.
It was built around 1200 in roman style and belonged to the abbeys of Echternach and Ouren. Aboven the sacristy there is a seperate room, which was probably meant for sufferers of leprosy or other contageaous diseases. The discovery of numerous human remains around the church seems to support that theory.

Originally the bells hun in a small tower on top of the roof, but that was torn down and replaced by a "real" church tower - in baroque style - in 1773. In the same period, the church was enlarged to two naves.
After a thorough renovation in 1960, the church got back its original - roman - looks. The red tiled roof that was placed at that time, was replaced by the more appropriate slate and copper in 2010.
The appearance of the church in Saeul is related to that of the Echternach basilica.

donderdag 27 november 2014

Kräizstatioun


Naast de "Rochuskapell" van Bissen staat een stenen kruis. Het is de kopie van de enige overgebleven statie uit een kruisweg uit 1735 of 1738 - het jaartal in de steen is niet goed meer te herkennen. Het origineel is in 2000 weggehaald en, na restauratie, in een museum ondergebracht.

Het is de zevende en laatste statie uit de kruisweg die ooit vanuit het dorp naar de kapel leidde. Dit exemplaar is vrijwel identiek met een kruisbeeld dat op het Septfontaine is aangetroffen en dat uit 1737 dateert. Het ligt voor de hand dat beide exemplaren door dezelfde steenhouwers zijn gemaakt, waarschijnlijk Maximilian Wolfgang en Johann Gregor Beyser, afkomstig uit Tirol.
Van de zes andere staties zijn alleen drie van de afbeeldingen overgebleven. Die hangen aan de gevels van huizen langs de straat naar de Wobierg, de vroegere kruisweg.

 

Kräizstatioun
Next to the "Rochuskapell" in Bissen, there is a stone cross. It is a replica of the only remaining station from a way of the cross, dating back to 1735 of 1738 - the year that is enscripted in the stone is too wheathered to be recognized. The original cross has been removed, restored and placed in a museum in 2000.

It is the seventh and last station form a way of the cross, which lead from the village to the chapel. This cross is almost identical to one that was found at the cemetery in Septfontaine, which was made in 1737. It is logical to assume that both pieces have been made by the same masons, most likely Maximilian Wolfgang and Johann Gregor Beyser, both originally from Tirol.
From the other six crosses, only three of the pictures remain. They are attached to the fronts of houses along the street that leads to the Wobierg, which used to be the original way of the cross.

woensdag 26 november 2014

Guillaume II


De geschiedenis van Luxemburg is door de eeuwen heen steeds verbonden geweest met die van de Nederlanden. Van 1815 tot 1890 deelden de twee landen zelfs hun regent: de koning van Nederland was in die periode ook de groothertog van Luxemburg.
Daar was de Luxemburgse bevolking niet altijd blij mee. maar koning Willem II - in Luxemburg bekend als Guillaume II - die hier tussen 1840 en 1849 groothertog was, werd door de Luxemburgers op handen gedragen.

Al snel nadat hij in 1849 verongelukt was, ontstond het plan voor een monument. En sinds 1884 prijkt de Nederlandse koning dan ook, te paard en joviaal zwaaiend met zijn hoed, op het naar hem genoemde plein in Luxemburg-stad.
In diezelfde periode wilde men ook in Den Haag een standbeeld voor Willem II. Maar omdat het geplaatste beeld niet in de smaak bleek te vallen, werd het in 1924 vervangen door een exacte kopie van het Luxemburgse beeld. Het staat nog steeds bij het Buitenhof in Den Haag.

 

Guillaume II
Luxembourg's history has always been closely related to that of the Netherlands.Between 1815 and 1890 both countries even shared their governor: the king of the Netherlands was also grand-duke of Luxembourg.
The Luxembourgish inhabitants weren't always happy with that. But King William II - in Luxembourg known as Guillaume II - who was governor from 1840 till 1849, was really appreciated by the Luxembourgers.

Soon after he had died, in 1849, plans were made for a monument. And since 1884 the Dutch king, on horseback and friendly waving his hat, can be seen on the square that bears his name in Luxembourg-city.
Around the same time, the Dutch wanted to have a statue for William II as well. But because the monument that had been erected didn't please the people, it was replaced by an exact copy of the Luxembourgish statue in 1924. It still can be seen near the "Buitenhof" in The Hague.

dinsdag 25 november 2014

De dode boswachter


Tijdens de Franze bezetting en de Klëppelkriich (rond 1795) verstopten de opstandelingen zich vaak in de bossen. Om te eten schoten ze regelmatig wat wild, tot grote ergernis van de boswachters en jagers, die dan ook fanatiek jacht op hen maakten.
In de omgeving van Kautenbach liep een Fransgezinde boswachter op een dag in een hinderlaag van opstandelingen. Ze zetten hem in een schuilplaats gevangen. Op een avond viel hij een van zijn bewakers aan, die zich verdedigde met een stuk hout en daarbij onbedoeld de boswachter doodde. De opstandelingen begroeven hem in het bos, onder een eik.

Jarenlang werd dit verhaal beschouwd als een hardnekkige legende. Maar toen rond 1850 een arbeider, die in het bos aan het werk was, een kuil groef om vuur te maken om zijn eten op te warmen, ontdekte hij een skelet. Aan de knopen en onderscheidingsteken werd hij herkend als de boswachter van weleer.
Hij werd in alle stilte begraven op het kerkhof van Kautenbach.

 

Dead forester
During the French occupation and the Klëppelkrich (around 1795), the rebels used to hide in the woods. There they hunted wild life to feed themselves, which annoyed the foresters and hunters, who tried very hard to stop them.
One day, a pro-French forester walked into an ambush of the rebels near Kautenbach. They locked him up in their hide-out. One night, he attacted one of his guards, who defended himself with a piece of wood and accidentally killed the forester. The rebels buried him under an oaktree in the woords.

For decades, this story was believed to be a boastful legend. But around 1850, a labourer, at work in the forest, dug a hole to build a fire to heat his meal and discovered a skeleton. The buttons and badhe near the body proved it was the forester from the story.
He was stealthily buried at the cemetery in Kautenbach.

maandag 24 november 2014

Dilleres Mëchel


Michel Lucius werd op 9 december 1876 in dit huis in Reimberg geboren. Als kleine jongen interesseerde raakte hij al geboeid door de stenen waarmee zijn vader in de groeve van Mertzig werkte en door het landschap van noordelijk Luxemburg waar hij opgroeide. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hij geologie ging studeren, om te ontdekken hoe dat landschap en die steenlagen ontstaan waren.

Nadat hij een tijdlang als onderwijzer had gewerkt, kreeg hij in 1913 zijn eerste opdracht als geoloog: onderzoek naar de waterbronnen in Mondorf. Vanaf dat moment mocht hij zich regelmatig met onderzoek in binnen- en buitenland bezig houden: hij zocht naar aardolie in Rusland, werkte voor het Turkse ministerie van Economie en deed onderzoek naar de watervoorziening in Esch-sur-Sûre. In opdracht van de Luxemburgse regering maakte hij een gedetailleerde geologische kaart van het land, die hij in veertien jaar tijd voltooide.
Hij eindigde zijn carrière als hoofd van de geologische dienst, die in 1936 werd opgericht. In die functie adviseerde hij onder meer over de stuwdammen bij Esch-sur-Sûre, Vianden en Rosport.
Op 13 april 1961 overleed "Monni Misch" of "Dilleres Mëchel", zoals hij door intimi werd genoemd, op 85-jarige leeftijd, achter zijn bureau in Luxemburg-stad.

 

Dilleres Mëchel
Michel Lucius was born on December 9, 1876 in this house in Reimberg. At a young age he was already fascinated by the stones his father processed in the quarry in Mertzig and by the landscape of the northern part of Luxembourg, where he grew up. So it wasn't surprising he studied geology, in orde to discover the origin of the stone layers and the landscape.

After he had worked as a schoolteacher for some years, he got his first assignment as a geologist in 1913: research into the water springs in Mondorf. After that, he had the chance to do researches on a regular basis, both abroad and in Luxemburg. He looked for mineral oil in Russia, worked for the Turkish Ministry of Economics and explored possibilities for the water supply in esch-sur-Sûre. At the request of the Luxembourgish government he made a detailed geological map of the country, which took him fourteen years.
He ended his career as head of the geological service, which was created in 1936. In that position he advised about the barrages near Esch-sur-Sûre, Vianden and Rosport.
On April 13, 1961, at the age of 85, "Monni Misch" or "Dilleres Mëchel", like his friends used to call him, died at his desk in Luxembourg-city.

zondag 23 november 2014

Rochuskapell um Wobierg


Op de Wobierg bij Bissen staat een kleine kapel. Eigenlijk heet hij de "Helleg-Kräiz-Kapell" (Heilig-Kruiskapel), maar iedereen kent hem als de Rochuskapel.
Er was hier al in 1686 een kapelletje, zo blijkt uit officiële documenten, waarschijnlijk gebouwd na de pestepidemie van 1636. Maar het huidige kerkje werd gebouwd in 1770.
Na de Franse revolutie werd de kapel niet meer gebruikt, en tussen 1827 en 1848 diende hij als school. Daarna bood hij onderdak aan vijf arme gezinnen.

In 1854 heerste de cholera in Luxemburg. In het dorp Bissen werden 270 inwoners ziek, van wie er 70 stierven. Dat was voor de gelovigen in de regio aanleiding om de kapel te renoveren en een processie te organiseren. Deze processie vindt ook nu nog plaats, op de tweede of derde zondag in oktober.
Toen in 1866 opnieuw een cholera-epidemie uitbrak in Bissen, werd een beeld van St. Rochus meegedragen in de processie en in de kapel neergezet. Sinds die tijd wordt hij de Rochuskapel genoemd.

 

Rochuskapell um Wobierg
There is a small chapel on the Wobierg near Bissen. It is officially called the "Helleg-Kräiz-Kapell" (Chapel of the Holy Heart), but it is generally known as the Rochus Chapel.
According to official documents, there was a chapel here as early as 1686, probably built after the plague of 1636. But the present church was built in 1770.
After the French revolution, the chapel wasn't used anymore. Between 1827 and 1848 it served as a school, and after that it housed five poor families.

In 1854 cholera broke out in Luxembourg. In Bissen, 270 inhabitants were infected and 70 died from the disease. Religious inhabitants decided to renovate the chapel and organize a procession. That tradition still exists; there is a procession every second or third sunday in Octobre.
When there was a new outbreak of cholera in Bissen in 1866, a statue of St. Rochus was carried to the chapel and placed in it. Since that time, it is called the Rochus Chapel.

zaterdag 22 november 2014

Donkelser Wollef


In de eerste helft van de 19e eeuw leefden er nog wolven in Luxemburg. Een schaapherder uit Doncols, die ook korven vlocht en verkocht, vertelde graag verhalen over de wolven die hij had gedood. Zijn jachtmethode was bijzonder origineel: hij hing een wolfspels om zijn schouders en droeg een wolfskop op zijn hoofd. De pels was afkomstig van "een reusachtige wolf, die ik met een grote steen heb gedood," vertelde hij.
In zijn vermomming kon hij zijn prooien makkelijk benaderen. Hij dwaalde door de bossen op zoek naar wolven, want de regering had in die tijd een beloning uitgeloofd voor elke gedode wolf.

De man was, vooral dankzij zijn opvallende kostuum, bekend in de wijde omgeving van Doncols. Er bestaat nog steeds een gangbare uitdrukking in het Luxemburgs: "Bekannt ewéi den Donkelser Wollef" (zo bekend zijn als de wolf uit Doncols).

 

Donkelser Wollef
In the first half of the 19th century, there were still wolves in Luxembourg. A shepherd from Doncols, who also made and sold baskets, liked to boast about the wolves he had killed. He had a very remarkable method to catch them: he hung a wolf's pelt around his shoulders and put on a wolf's head. The pelt came from "a giant wolf, which I killed with a big stone," he used to tell.
In his disguise he could easily approach his preys. He used to wander through the woods, looking for wolves, because the government gave a bonus for each dead wolf.

Thanks to his spectacular costume, the man was known all around Doncols. Even today there still is an expression in Luxembourgish: "Bekannt ewéi den Donkelser Wollef" (to be as wellknown as the wolf from Doncols).

vrijdag 21 november 2014

Eech zu Sëll


Even buiten het plaatsje Saeul, bij de kruising tussen twee doorgaande wegen, staat een reusachtige boom. Deze wintereik (Quercus petraea) is een van de indrukwekkendste bomen van Luxemburg en staat dan ook op de "lijst van opmerkelijke bomen". Op de relatief korte, tikkeltje scheve stam - met een omtrek van bijna 5,5 meter - rust een enorme kroon. Die is prachtig symmetrisch, waarschijnlijk omdat de boom zijn hele leven lang vrij heeft gestaan en dus de ruimte had voor een evenwichtige groei. De kenners schatten dat hij ongeveer 275 jaar oud is.

Vroeger werd rondom de eik de markt gehouden. In het begin van deze eeuw heeft de gemeente rondom de eik een picknickplaats ingericht, met een grote vijver, een fitnessparcours en de gerestaureerde oude wasbron van de stad. Het recreatieterrein is vanaf Saeul via een wandelpad te bereiken.

 

Eech zu Sëll
Just outside the town of Saeul, near a crossing of two main roads, you can see a giant tree. This sessile oak (Quercus petraea) is one of the most impressive trees of Luxembourg and is listed as one of the "remarkable trees". The rather short, slightly crooked, trunk - almost 5,5 metres wide - bears a huge crest, which is perfectly symmetrical, probably because the tree was a solitaire and had enough space for a balanced growth. Experts estimate it is about 275 years old.

In the old days, the market was held around the oak. In the beginning of our century, the city of Saeul has created a picknick area around the tree, with a big pond, a fitness circuit and the restored lavoir (communal washing place). A footpath leads from Saeul to the picknick place.

donderdag 20 november 2014

Romeins vloermozaïek


In het voorjaar van 1994 werd tijdens bouwactiviteiten een vloermozaïek ontdekt in Vichten. Het meet 10,36 x 5,92 meter en is waarschijnlijk rond het jaar 240 gelegd in een Romeinse villa.

De afbeelding is een combinatie van een literair en een mythologisch thema: de dichter Homerus, omringd door de negen muzen: Calliope, Clio, Euterpe, Thalia, Melpomene, Terspichore, Erato, Polyhymnia en Urania. Het mozaïek, dat waarschijnlijk in Trier gemaakt werd, is van een bijzonder grote artistieke kwaliteit. Het is bovendien ook goed bewaard gebleven, afgezien van enkele lichte beschadigingen die tijdens de bouwactiviteiten waren ontstaan. Nadat die gerestaureerd zijn, is het originele mozaïek overgebracht naar het Nationale Museum voor Kunst en Geschiedenis. In Vichten is naast het gemeentehuis een kopie gelegd, die is gemaakt door Carlo Signorini.

 

Roman floor mosaic
During building activities in the spring of 1994, a floor mosaic was found in Vichten. The measurements are 10,36 x 5,92 metres, and is believed to be created around 240, as part of a Roman villa.

It shows a combination of literary and mythological themes: the poet Homer, surrounded by the nine muses: Calliope, Clio, Euterpe, Thalia, Melpomene, Terpsichore, Erato, Polyhymnia and Urania.
The mosaic, which is probably made in Treves, has a unique artistic quality. And it is very well kept, in spite of some minor damage due to the building activities. After they were repaired, the original floor was brought to the National Museum of Art and History. A copy, made by Carlo Signorini, was placed next to the town hall of Vichten.

woensdag 19 november 2014

D'Lëtzebuerger Roude Léiw


Op 15 januari 1941 werd in dit huis in  Hautcharage een van de bekendste verzetsgroepen van Luxemburg opgericht. Die heette "D'Lëtzebuerger Roude Léiw" (Luxemburgse Rode Leeuw). Het belangrijkste doel was het creëren van schuilplaatsen en vluchtwegen naar Frankrijk voor Luxemburgers die werden gezocht door de Duitse politie.

Een van de bekendste schuilplaatsen was de bunker "Hondsbësch" in Niederkorn; een oude mijngang waar 122 jonge dienstweigeraars en andere politieke vluchtelingen zich schuilhielden. Allen overleefden de oorlog.

 

D'Lëtzebuerger Roude Léiw
On January 15, 1941 one of the most famous Luxembourgish resistance groups was founded in this house in Hautcharage. It was called "D'Lëtzebuerger Roude Léiw" (Luxembourgish Red Lion). Main goal was to find hiding places and escape routes to France for Luxembourgish people who were haunted by the German police.

One of the most famous hiding places was the bunker "Hondsbësch" in Niedercorn; a former mine gallery where 122 young men who refused to serve in the German army and other political refugees were hidden. They all survived the war.

dinsdag 18 november 2014

Justizkreuz


Voor het stadhuis van Wiltz staat een antiek kruis van ruim vijf meter hoog. In de middeleeuwen was zo'n "justitiekruis" de aanduiding van de vrijheid, de gerechtigheid en het marktrecht (het recht om een jaar- of weekmarkt te houden).
Dit kruis werd in 1502 door Gerard V van Wiltz en zijn vrouw, Elisabeth van Bourscheid, opgericht. Het jaartal is in Romeinse cijfers aangebracht. Ook de vier wapens van de families - Wiltz, Bourscheid, Bettstein en Bellenhausen - zijn te zien op het kruis.

Het kruis is later nog diverse keren gerestaureerd en veranderd. Zo werd in 1748 het beeld van St. Johannes van Nepomuk, de "waterheilige", toegevoegd, nadat een enorme brand een deel van Wiltz had verwoest. Het is een creatie van de beeldhouwer Nicolas Jacques.
Het "Justizkreuz" in Wiltz is het enig overgeblevene originele justitiekruis in Luxemburg.

 

Justizkreuz
In front of the city hall of Wiltz you can see an old cross, over five metres high. In the Middle Ages, such a "cross of justice" was the sign of freedom, justice and market right (the right to have a yearly of weekly market in a town).
This cross was erected in 1502, by Gerard V of Wiltz and his wife, Elisabeth of Bourscheid. The year is written on the cross in Roman numerals. The crests of the four families - Wiltz, Bourscheid, Bettstein and Bellenhausen - are also visible on the cross.

The cross has been renovated and altered several times. In 1748, for instance, a statue of St. John of Nepomuk, "saint of the water", was addes, after a part of Wiltz had been destroyed in a fierce fire. It was made by sculptor Nicolas Jacques.
The "Justizkreuz" in Wiltz is the only original cross of justice that still exists in Luxembourg.

maandag 17 november 2014

Maison de Raville


De stad Luxemburg heeft talrijke pareltjes uit het verleden, vaak verscholen tussen moderne huizen of hippe winkels. Een daarvan is het "Maison de Raville". Het gebouw wordt omgeven door een streng hek en is nauwelijks te zien. Het bord dat verwijst naar zijn historie, hangt onopvallend in een passage van een winkelgalerij.

Het huis werd in 1575 gebouwd voor Jacques de Raville, telg uit een adellijk geslacht. In 1638 kwam het in bezit van de Heren van Everlange en in 1651 werd het gekocht door het klooster van Orval. Volgende eigenaars waren de Heren van Cassal (1682), Nicolas Loutz (1756), Alexandre Cary (1816) en Eugène Ruppert-Cary (1900).
In 1975 werd het pand gekocht door een grote internationale bank, die het grondig renoveerde. Dat gebeurde nog een keer in 1998, toen het eigendom was van een andere bank.
In 2012 werd het Maison de Raville gekocht door de Luxemburgse staat, die er het "Institut luxembourgeois de régulation" in onderbracht.

 

Maison de Raville
The city of Luxembourg has many treasures from the past, often hidden between modern houses or sophisticated shops. One of them is the "Maison de Raville". The building itself is surrounded by a hostile gate and barely visible. The plaque that tells its history hangs inconspicuously in the passage of a small shopping mall.

The house was built in 1575 for Jacques de Raville, member of a noble family. In 1638 it came into the posession of the Lords of Everlange and in 1651 it was bought by the Orval Abbey. In later years it was owned by the Lords of Cassal (1682), Nicolas Loutz (1765), Alexandre Cary (1816) and Eugène Ruppert-Cary (1900).
In 1975 the premises were bought by a large international bank, which completely renovated the building. That was done again in 1998, when it was owned by another bank.
In 2012 the Maison de Raville was bought by the Luxembourgish State, which houes the "Institut luxembourgeois de régulation" in it.

zondag 16 november 2014

Jean-Pierre Beckius


Jean-Pierre Beckius werd op 4 augustus 1899 in Mertert geboren en stierf in diezelfde plaats, op 11 december 1946.
Van 1919 tot 1926 studeerde hij aan de "École nationale supérieure des Beaux-Arts" in Parijs, en in de jaren daarna maakte hij lange rondreizen door Italië (1928-1930) en Nederland (1933-1934). Zijn werk, vooral landschappen, met name die uit de Moezelstreek, is sterk beïnvloed door het impressionisme.

Tijdens zijn studie, in 1924, ging Beckius een keer op bezoek bij pastoor Jean-Pierre Molitor in Bissen. Net in die periode werd de kerk in dat dorp opnieuw geschilderd. De kunststudent maakte van die gelegenheid gebruik om vier fresco's, met scènes uit het nieuwe testament, te schilderen op de muren van het koor van de kerk. Die fresco's bestaan nog steeds en staan sinds 1987 op de nationale monumentenlijst.

 

Jean-Pierre Beckius
Jean-Pierre Beckius was born on August 4, 1899 in Mertert and died in that same city on December 11, 1946.
From 1919 until 1926 he studied at the "École nationale supérieure des Beaux-Arts"in Paris, and in the years to follow he travelled through Italy (1928-1930) and The Netherlands (1933-1934). His work, mostly landscapes, especially in the Moselle region, was strongly influenced by impressionism.

During his study, in 1924, Beckius once visited pastor Jean-Pierre Molitor in Bissen. As it happened, the village church was painted in that period. The student of arts made use of the opportunity to paint four frescos, with scenes from the New Testament, on the choir walls. The frescos are still there and are listed as national monuments since 1987.

zaterdag 15 november 2014

Hollemollefiels


Tussen Hesperange en Kockelscheuer ligt een holle rots langs de weg, die "Hollemollefiels" wordt genoemd. Die naam is ontleend aan "op Hol a Mol", wat zoiets betekent als "op het nippertje". Waarschijnlijk hebben hier ooit holenmensen gewoond, want in de nabije omgeving zijn graven uit de Frankische periode gevonden.

Er bestaan diverse legenden over deze plek. Een ervan gaat over "Wichelcher"; dwergen die in de Hollemollefiels woonden. Als iemand de rots passeerde terwijl ze brood aan het bakken waren en vroeg "bâkt mer och a Bróud mat" (bak alsjeblieft ook een brood voor mij), dan deden ze dat met plezier. Als de passant zweeg over het geschenk, had hij genoeg brood voor de rest van zijn leven. Maar als hij er iemand over vertelde, was het brood na een paar dagen op.
Een andere legende vertelt over twee broers die, toen ze op een dag terugkwamen uit Kockelscheuer, een vuur zagen branden in de rots. Een van de jongens had een hazelaartak, waarmij hij in de vlammen porde omdat hij iets van metaal zag. In de veronderstelling dat het een hoefnagel was. Toen hij probeerde het voorwerp uit het vuur te halen, kreeg hij een harde klap op zijn hand. Thuis vertelde hij zijn vader over het voorval. Die pakte een rozenkrans en liep met zijn zoons naar de Hollemollefiels. Daar gooide hij zijn rozenkrans in het vuur, waarna ze een aantal goudstukken op de grond vonden, die ze mee naar huis namen.

 

Hollemollefiels
Between Hesperange and Kockelscheuer, you can see a hollow rock alongside the road. It is called "Hollemollefiels". That name is derived from "op Hol a Mol", which means "narrow escape". It is believed that cavemen used to live here once, since grave from the Frankish period have been found in the neighbourhood.

There are severallegends about this place. One of them is about "Wichelcher"; imps who lived in the Hollemollefiels. If someone passed by when they were baking bread and asked "bâkt mer och a Bróud mat" (please, bake a bread for me too), the imps would do that with pleasure. If the person didn't tell anyone about the gift, the bread would last for the rest of his life, but if he mentioned it to anyone else, the bread would be gone in a few days. When he tried to grab the objects, it was af if someone struck him on his hand. Back home, he told his father about the incident. The man took a rosary and walked, together with his sons, to the Hollemollefiels. When he had thrown his rosary in the flames, he noticed a number of gold coins on the ground, which they took home.

Another legend tells of two brothers who one day, when they were walking home from Kockelscheuer, saw a fire burning in the hollow rock. One of the boys, who was carrying a hazelnut branch, poked in the flames with it when he noticed some metal, which he believed to be horseshoe nails.

vrijdag 14 november 2014

Misäersbréck


Tussen Boulaide en Aesdorf verbindt de Misäersbréck ("Ongeluksbrug") de oevers van het Lac de la Haute-Sûre. In vroeger eeuwen werden passanten hier door een veerman naar de overkant gebracht.

Een mooie brug over een prachtig meer, maar met een nogal sombere naam. Hoe die precies is ontstaan, is niet duidelijk. Een legende vertelt dat hier ooit een ruiter probeerde de Sûre over te steken, waarbij hij en zijn paard door het water werden meegesleurd en verdronken. Maar het is waarschijnlijker - en nog triester - dat de naam verwijst naar de periode voordat er een veerboot was, en mensen alleen te voet naar de overkant van de rivier konden komen, wat een hachelijke onderneming was, vooral bij kou, mist en regen...

 

Misäersbréck
Between Boulaide and Arsdorf, the Misäersbréck ("Misery Bridge") connects both banks of the Lac de la Haute-Sûre. In earlier ages, passers-by were taken across by a ferryman.

A beautiful lake, a beautiful bridge, but a rather sad name. The origin of the name isn't clear. There is a legend that says one night a horseman tried to cross the Sûre at this place, but he and his horse were carried away by the water, and they both drowned. But it is more likely - and even sadder - that the name refers to the period when there wasn't a ferry yet, and people could only cross the river on foot, which was a dangerous undertaking, especially on cold, foggy and rainy days...

donderdag 13 november 2014

Alexis Heck


Alexis Heck werd geboren in Diekirch op 18 februari 1830 en is daar gestorven op 6 februari 1908. In 1850 opende hij in deze stad "Hôtel des Ardennes" de voortzetting van de "Gastwirtschaft" van zijn ouders.

Heck was vooral bekend als de pionier van het toerisme in Luxemburg. Hij publiceerde in 1890 een Engelse toeristische gids: "The Grand-Duchy of Luxembourg; a short handbook for travellers".
De hotelvakschool in Diekirch - Lycée Technique Hotelier Alexis Heck - is naar hem genoemd.

 

Alexis Heck
Alexis Heck was born in Diekirch on February 18, 1830, and died there on February 6, 1908. In 1850 he opened "Hôtel des Ardennes", the continuation of the "Gastwirtschaft" of his parents.

Heck was best known as the pioneer of tourism in Luxembourg. In 1890 he published an English tourist guide: "The Grand-Duchy of Luxembourg, a short handbook for travellers".
The vocational school for hotel industry in Diekirch - Lycée Technique Hotelier Alexis Heck - was named after him.

woensdag 12 november 2014

Romeinse grafkelder

Midden tussen de wijngaarden, op een heuvel bij Bech-Kleinmacher, hoog boven de Moezel, ligt een laat-Romeinse grafkelder uit de vijfde eeuw. Waarschijnlijk liggen hier leden van een rijke wijnbouwersfamilie begraven, in een ondergrondse, rechthoekige ruimte, waarvan de bodem was bewerkt met witte kalk en de muren beschilderd met fresco's. Vanuit de grafkamer leidde een trap naar een tempelachtig gebouw dat boven de grond lag.

Nadat het gebouw gedeeltelijk was verwoest, werd het in de tweede helft van de zevende eeuw door de Franken hersteld, en werd het waarschijnlijk gebruikt als wachttoren.
Hoewel de grafkelder al in 1950 werd ontdekt en in 1959 grotendeels werd blootgelegd, werd de historische waarde ervan pas in 1987, na nieuw archeologisch onderzoek herkend. In 1991/1992 zijn de grafkamer en het gebouw erboven gerestaureerd.

 

Roman crypt
Surrounded by vinyards, on the top of a hill just outside Bech-Kleinmacher, high above the Moselle, you can find a spate-Roman crypt, dating from the fifth century. It is likely that the members of a rich wine growing family were buried here, in e rectangular room, which floor was covered with white chalk and with frescos on the walls. A staircase led from the crypt to the temple-like building above ground level.

After the building had been partially destroyed, it was restored by the Franks in the seventh century. They probably used the building as a watch tower.
Although the crypt was discovered in 1950 and had been partially excavated in 1959, it's historical value wasn't recognized until 1987, after new archeological research. In 1991/1992 the crypt and the building have been renovated.

dinsdag 11 november 2014

Mousset-Haus


Eugène Mousset werd op 26 september 1877 geboren in Esch-sur-Alzette en stierf op 14 februari 1941 in diezelfde stad. Hij groeide op naast de bakkerij van zijn vader.
Na zijn kunstopleiding in Karlsruhe, Antwerpen, München en Parijs werd hij in 1924 tekenleraar aan het jongenslyceum in zijn geboortestad. Daarnaast werkte hij als zelfstandig schilder, die vooral portretten en winterlandschappen creëerde.

De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in dit huis aan de Lëtzebuergerstrooss (Rue de Luxembourg) nummer 163, dat werd gebouwd in 1905.
Na zijn dood werden op de begane grond van de woning twee plafondschilderingen van Mousset aangetroffen. Dat is de voornaamste reden dat het huis in 2001 op de monumentenlijst werd geplaatst.
Nadat het jarenlang leegstond, besloot de gemeente - die eigenaar was van het pand - in 2010 het te renoveren en er de culturele dienst in onder te brengen.

 

Mousset-Haus
Eugène Mousset was born on September 26, 1877 in Esch-sur-Alzette, and died in the same city on February 14, 1941. He grew up next to his father's bakery.
After studying art in Karlsruhe, Antwerp, Munich and Paris, he was appointed as an art teacher at the boys' secondary school in his birthtown in 1924. He also worked as independant artist, painting mainly portraits and winter scenes.

The last years of his life he lived in this house at number 164, Lëtzebuergerstrooss (Rue de Luxembourg), which was built in 1905.
After his death, two paintings by Mousset were discovered on the ceilings at the ground floor. That's why the house was listed as a national monument in 2001.
After it had been empty for decades, the city - the owner of the building - decide in 2010 to renovate it and to house the cultural service here.

maandag 10 november 2014

St. Martinskapel


De St. Martinskapel op de Maarksbierg bij Longsdorf  werd in de 15e eeuw gebouwd. Al vanaf minstens 1627 (het jaartal staat in een van de ramen) is er bij de kapel een kluizenaarsverblijf, dat wordt beschouwd als een van de mooiste van Luxemburg. Het is tegen de kapel aan gebouwd bestaat uit twee delen. In elk deel was een kamer met uitzicht op de kapel. Waarschijnlijk was het gebouw oorspronkelijk bedoeld voor leprapatiënten, die vanuit het bijgebouw de diensten in de kapel konden volgen. Toen de lepra rond 1700 uit Luxemburg verdwenen was, werd de ruimte gebruikt door kluizenaars.

De eerste kluizenaar die hier woonde, was Jacques Gontier, een Franse monnik. Hij was geliefd bij de bevolking. Hij is bij de kapel begraven.
De tweede was Tunn Grossjean. Die kreeg in 1735 van Peter Scholtes, een inwoner van Longsdorf, een stukje grond om een tuintje aan te leggen, voor hem en zijn opvolgers. Ook hij werd bij de kapel begraven.

 

St. Martins Chapel
The St. Martins Chapel on the Maarksbierg near Longsdorf was built in the 15th century, Since 1627 (that year is visible in one of the windows) there is a hermitage, which is supposed to be the most beautiful one in Luxembourg. It is connecte to the chapel and consists of two sections. Each section had a room with a view into the chapel. The house probably was built for patients suffering from leprosy, who could watch the religious services in the chapel from the annexe. When, around 1700, leprosy no longer occurred in Luxembourg, the building was used by hermits.

The first hermit living here, was Jacqyes Gontier, a French monk. He was very popular with the inhabitants. He was buried next to the chapel.
The second hermit was Tunn Grossjean. In 1735, Peter Scholtes, who lived in Longsdorf, gave him a piece of land, to create a garden for him and the hermits to come after him. He was also buried near the chapel.

zondag 9 november 2014

Hesper Schlass


De burcht van Hesperange werd tussen 1200 en 1277 gebouwd, waarschijnlijk voor de Heren van Rodenmacher. In elk geval werd hun naam voor het eerst in samenhang met het dorp en een burcht "Hesperingen" genoemd. Maar veel documenten bestaan er niet over het vroegere kasteel.
De bescheiden omvang van de burcht maakt het aannemelijk dat hij vooral diende als tweede woning, die werd gebruikt als de eigenaars in Luxemburg-stad verbleven.

In 1480 en in 1482 werd het kasteel zwaar gehavend tijdens gevechten tussen Franse en Oostenrijkse troepen.
Aan het eind van die strijd, ging het - als "krijgsbuit" - over in de handen van de markgraven van Baden.
Na de Franse revolutie, in 1796, kwam het in Frans bezit. De Franse bezetters verkochten het in 1798. In de jaren erna werden diverse delen van de burcht verkocht. Met de stenen uit het kasteel werden in 1820 zeven huizen op het terrein gebouwd.
Tegenwoordig is de ruïne privébezit en niet toegankelijk. Wel is hij in 1990 aangewezen als nationaal monument.

 

Hesper Schlass
Hesperange Castle was built between 1200 and 1277, probably in order of the Lords of Rodenmacher. At least, their name was mentioned in connection to the village and a castle called "Hesperingen". But there aren't many official documents about the castles's history.
The modest dimensions of the castle indicate that it probably was a second manor, which was used when the owners stayed in Luxembourg-city.

In 1480 and in 1482 the castle was severely damaged in fights between French and Austrian troops. At the end of those wars, it fell into the hands of the Lords of Baden, as  "spoils of war".
After the French revolution, in 1796, it came into French hands. The French occupiers sold in in 1798. In the years to follow, parts of the ruins were sold individually. In 1820 zeven houses were built at the site, using stones from the castle.
Nowadays the ruins are private property and not open to public. The castle was, however, listed as a national monument in 1990.

zaterdag 8 november 2014

Roude Léiw Fielsen


Niet ver van de "Härgottskapp" ligt nog een rots met een ingekraste tekening. Maar die is van een heel andere aard en stamt ook uit een heel andere periode.
In 1939 werd hier, in de "Ponteschgronn", de Luxemburgse rode leeuw aangebracht, met de nationale spreuk "Mir wölle bleiwe wat mir sin". Dat alles ter gelegenheid van 100 jaar onafhankelijkheid. Het werkstuk werd gesigneerd door de kunstenaars: Albert Poos, Erny Bettendorf en Fred Welter.

Niet lang daarna eisten de Duitse bezetters dat tekst en tekening verwijderd werden. Om permanente vernietiging te voorkomen, bedekten een aantal inwoners de rots met cement. Na de oorlog werd het cement verwijderd en sindsdien mag iedereen de tekening weer bewonderen.
Erny Bettendorf stierf in 1944 in een Russisch krijgsgevangenkamp. Albert Poos en Fred Welter overleefden de oorlog, maar stierven relatief jong als gevolg van de ontberingen.

 

Roude Léiw Felsen
Not far from the "Härgottskapp" there is another rock with a carved drawing. But it quite different and also much younger.
Here, in "Potteschgronn" in 1939, the Luxembourgisch red lion was drawn, together with the national slogan "Mir wölle bleiwe wat mir sin". It was created to celebrate 100 years of independence. The drawing was signed by the three artists: Albert Poos, Erny Bettendorf and Fred Welter.

Not long after that, the German occupiers ordered the text and the drawing had to be removed. To prevent a definite dissapearing, the inhabitantes covered the rock with cement. After the war the cement was removed, and since then the drawing can be seen again.
Erny Bettendorf died in 1944 in a Russian prison camp. Albert Poos and Fred Welter survived the war, but died at a relatively young age, due to the deprivation during the occupation.

vrijdag 7 november 2014

Duitse militaire begraafplaats


Dat er een Amerikaanse militaire begraafplaats in Luxemburg is, zal weinig mensen verwonderen. Maar dat er ook een kerkhof is voor Duitse soldaten is veel minder bekend. Het kerkhof in Clausen bestaat al sinds het begin van de 19e eeuw.
Van 1815 tot 1866 was er in de vesting Luxemburg een Pruisisch (Duits) garnizoen gelegerd. Het kerkhof was dan ook oorspronkelijk bedoeld voor de Pruisische soldaten die tijdens hun verblijf in Luxemburg overleden.

En omdat het kerkhof er toch was, werden er in de Eerste Wereldoorlog 196 Duitse militairen begraven. Daar kwamen er in de Tweede Wereldoorlog nog eens 263 bij.
Tegenwoordig is het kerkhof niet meer in gebruik. Wel is het tussen beide wereldoorlogen aangewezen als nationaal monument.
Overigens is het pas op 5 juni 1955 officieel ingewijd en wordt het sinds die datum beheerd door de "Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge".

 

German military cemetery
The fact that there is an American military cemetery in Luxembourg, is hardly surprising. But the existence of a graveyard for German soldiers is less well-known. The cemetery in Clausen already exists since the beginning of the 19th century.
From 1815 till 1866, a Prussian (German) garnisson was encamped in the fortress of Luxembourg.  So the cemetery was meant for Prussian soldiers who died during their stay in Luxembourg.

And since the graveyard happened to be there, 196 German soldiers were buried there during World War I. And another 263 during World War II.
At present, the cemetery isn't being used anymore. In the years between both wars, it has been listed as a national monument.
It wasn't officially inaugurated until June 5, 1955. Since that day it is managed by the "Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge".

donderdag 6 november 2014

Grenspaal


In 1816 werd een verdrag gesloten tussen koning Willem I en de Duitse vorst Frederik Willem II over de grenzen tussen beide landen.
Artikel 2 van het verdrag vermeldde dat de Moezel, vanaf het punt waar die rivier het grondgebied van Frankrijk verliet, de grens tussen Holland en Duitsland vormde.

De grens werd zichtbaar gemaakt door houten palen, die in het verdrag precies beschreven werden. Twaalf voet lang, vierkant, aan Duitse kant zwart-wit geschilderd en aan de Hollandse kant oranje-wit.
Maar de palen leden sterk onder de weersomstandigheden en de regelmatige overstromingen van de Moezel. Daarom werden ze in 1840 vervangen door stenen exemplaren.

Daarvan bestaan er tegenwoordig nog vier. Twee op Duits grondgebied, in Rothaus en in Nennig. En twee aan Luxemburgse kant: een in Wormeldange en dit exemplaar in Bech-Kleinmacher.

 

Landmark
In 1816 a treaty was signed between King Willem I of Holland and Friedrich Wilhelm II of Germany, which recorded the borders between the two countries.
Article 2 of the treaty stated that, from the point where the river left French territory, the Moselle was the border between Holland and Germany,

The border was visibly marked by wooden posts, which were described exactly. Twelve foot long, square, at the German side painted in black and white and at the Dutch side in orange and white.
But the poles eroded fast, due to the weather conditions and the returning flooding of the Moselle. That's why they were replaced by stone posts in 1840.

Four of those landmarks still exist nowadays. Two on German territory, in Rothaus and in Nennig. And two in Luxembourg: one in Wormeldange and this one in Bech-Kleinmacher.