maandag 29 december 2014
Daar gaan ze...
"We moeten maar eens gaan," zeiden de olifantjes.
Even dacht ik nog dat ze de zoveelste dagtocht hadden uitgestippeld langs bijzonder plekken in dit wonderbaarlijke land. Maar ze hadden veel grotere plannen. "Tijd om nieuwe landen te gaan ontdekken".
Ik sputterde nog wel even tegen. "Maar jullie hebben nog lang niet alles gezien! Kijk, hier staat nog een hele lijst van plaatsen om te bekijken!"
Het was vergeefse moeite. "We hebben 333 plekken gezien en 333 foto's gemaakt. Dat vinden we een mooi aantal. En trouwens, er staat een heel nieuw jaar op het punt van beginnen. Nieuwe tijden, nieuwe landen..."
En daar gingen ze dan. Op weg naar nieuwe ontdekkingen. Goede reis, roze olifantjes!
There they go...
"It's about time to leave," the elephants said.
For a minute I thought they had mapped out another daytrip to several interesting places in this surprising country. But their plans were much bigger than that. "Time to discover new countries."
Of course I protested. "But you haven't seen everything yet! Look, there is still a long list of places to see!"
They were wasted words. "We have seen 333 spots en made 333 pictures. We think that is a nice number. And besides, a new year is about to begin. Different times, different countries..."
And so they left. On their way to new discoveries. Have a safe trip, pink elephants!
zondag 28 december 2014
Villa Huberty
Nicolas Huberty werd op 16 december 1890 geborgen in Kehmen. In 1919 vestigde hij zich als huisarts in deze villa in Ettelbruck. Daarbij maakte hij kennelijk indruk, want hij was jarenlang de persoonlijke arts van de groothertogelijke familie op hun paleis in Colmar-Berg.
Maar zijn grootste bekendheid kreeg hij tijdens de Tweede Wereldoorlog. Al in april 1940 verleende hij medische hulp aan de gewonde inzittenden van een militaiir vliegtuig dat door de Duitsers was neergehaald. Daarvoor werd hij door de bezetters tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete veroordeeld. Dat weerhield hem er niet van om zich, samen met zijn vrouw, te wijden aan het bijstaan van meer dan 300 Luxemburgers dienstweigeraars die op diverse plaatsen in het land waren ondergedoken.
Hij stierf op 23 februari 1976 in Ettelbruck.
Het huis waar hij in Ettelbruck woonde en werkte, en waarin tegenwoordig een crèche is gevestigd, wordt nog altijd "Villa Huberty" genoemd.
Villa Huberty
Nicolas Huberty was born on December 16, 1890 in Kehmen. In 1919 he started a practice as a family doctor in this estate in Ettelbruck. He must have been good at his job, for he was the personal physician of the grand-duke and his family in their palace in Colmar-Berg.
But he was especially famous for his work during World War II. In April 1940 he took care of the injured crew of a plane that had been shot down by the Germans. He was put on probation and was fined for that action. But that didn't prevent him from taking care, together with his wife, of more than 300 young Luxembourgish members of the resistances, who were hiding in various regions of the country.
He died on February 23, 1976, in Ettelbruck.
The house where he lived and worked, nowadays a day-care nursery, is still called "Villa Huberty".
zaterdag 27 december 2014
Pierre Frieden
Pierre Frieden werd op 28 oktober 1892 geboren in Mertert. Na zijn studies filosofie en literatuur werkte hij als professor in Diekirch en later in Luxemburg-stad.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat hij korte tijd in het concentratiekamp Hinzert.
Na de oorlog begon zijn carrière in de politiek, als vertegenwoordiger van de Chrëstlech Sozial Vollekspartei. Eerst als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, daarna als minister van
Familiezaken en Gezondheid. Van 29 maart 1958 tot aan zijn dood was hij premier.
Ook publiceerde hij diverse filosofische werken.
Hij stierf op 23 februari 1959 in Zürich, waar hij was opgenomen voor een medische behandeling.
Rechts achter het monument voor Frieden is zijn geboortehuis te zien.
Pierre Frieden
Pierre Frieden was born on October 28, 1892 in Mertert. After studying philosophy and literature, he worked as a professor in Diekirch, and later in Luxembourg-city.
During World War II he was interned in Hinzert concentration camp for a short period.
After the war he started a carreer in politics, as a representative of the Chrëstlech Sozial Vollekspartei. First as Minister of Education, Culture and Science, and then as Minister of Family Affairs and Health. From March 29, 1959 until his death he was Prime Minister.
He alsof published a number of philosophical books.
He died on February 23, 1959 in Zürich, where he went for a medical treatment.
Behind the monument, at the right side, the house where he was born is visible.
vrijdag 26 december 2014
Kasseienmozaïek
Vroeger werden de wegen geplaveid met natuursteen, en aanvankelijk werden daarvoor hoofdzakelijk kasseien gebruikt. De bestrating was vooral bedoeld om wegen beter berijdbaar te maken, omdat de zandwegen al gauw modderig en onbegaanbaar werden. Maar in bewoonde gebieden werden de kasseien soms in fraaie patronen gelegd om de wegen ook visueel aantrekkelijk te maken.
Op enkele plekken in Luxemburg zijn nog wat van de "kasseienmozaïeken" te zien Er zijn er helaas maar weinig van bewaard gebleven, omdat vrijwel overal de kasseien plaats moesten maken voor klinkers of asfalt.
Cobblestone mosaic
In the old days, roads were paved with natural stones, and in the early days of paving setts of Belgian blocks were the most important material. The main reason to pave the roads, was that sand roads easily became muddy and unridable. But in some towns and villages the setts were laid in beautiful patterns to make the roads visual attractive as well.
In some places in Luxembourg such "cobblestone mosaics" have been preserved. Sadly enough there aren't many left, because almost everywhere the setts had to make way for bricks or tarmac.
donderdag 25 december 2014
Het verdwenen slot
Langs een landweg van Hollerich naar Leudelange, daar waar Leudelange en Gasperich elkaar raken - in een hoek die door de plaatselijke bevolking "Auf Berend" wordt genoemd - kun je, als je goed kijkt, een merkwaardige rechthoekige kuil in het terrein herkennen.
Volgens een legende heeft hier ooit een kasteel gestaan, waarvan de eigenaar wreed en harteloos was. Veel van zijn bedienden namen al snel ontslag vanwege zijn onvriendelijkheid en de slechte behandeling. En vaak spraken ze daarbij banvloeken en verwensingen over hem uit.
Op een dag was er een verschrikkelijk onweer in Leudelange, waarbij het midden op de dag zo donker werd dat je geen hand meer voor ogen kon zien. Toen het onweer voorbij was, bleek het slot verdwenen, alsof het door de aarde verzwolgen was. Het enige wat restte, was de kuil in het grasland.
Onder de grond waar het slot stond, is soms een klagelijk huilen en zuchten te horen.
The lost castle
Alongside a country road from Hollerich to Leudelange, on the border between Leudelange and Gasperich - in a area which the local people call "Auf Berend" - you can, if you look closely, see a strange, rectangular hollow in the field.
According to a legend, there once was a castle here. Its owner was a cruel, heartless man. Many of his servants soon quit their job, due to his unkindness and bad manners. And often they uttered curses and maledictions over him.
One day, there was a terrible thunderstorm in Leudelange, and in the middle of the day it was dark as the night. When the storm had calmed down, the castle had dissapeared completely, as if it had been swallowed up by the earth. The only visible trace of it, was the hollow in the grass.
Sometimes a sad whining and sighing can be heard from under the ground where the castle once was.
woensdag 24 december 2014
Stallen
In 1680 nam de firma Thurn und Taxis - de nieuwe naam van het familiebedrijf van Del Tasso - het traject Brussel - Attert - Luxemburg - Trier in bedrijf. Bij de brug over de Eisch in Steinfort werd een postkoetsstation met bijbehorende paardenstallen gebouwd, dat van 1734 tot 1828 in gebruik was.
Toen in 1967 de doorgaande weg naar Arlon (B) verbreed werd, is het postkoetsstation afgebroken. Maar de stallen zijn bewaard gebleven en bieden tegenwoordig onderdak aan een bedrijf in vloer- en wandtegels.
Stables
In 1680 the company Thurn und Taxis - the new name of the family business of Del Tasso - opened a new route Brussels - Attert - Luxembourg - Trier. Near the bridge over the Eisch in Steinfort, a stagecoach station was built, complete with stables for the horses. It has been used from 1734 till 1828.
When the road to Arlon (B) was broadened in 1967, the station was demolished. But the stables were spared. Nowadays they house a shop in dutch tiles and floortiles.
dinsdag 23 december 2014
François Schweisthal
François Schweisthal werd in 1877 geboren als zoon van een bierbrouwer uit Ettelbruck Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog riep hij de Luxemburgers op om zich aan te melden bij het Franse leger en voor de vrijheid van hun vaderland te strijden. Zo'n 3000 Luxemburgers gaven gehoor aan die oproep en werden vrijwilliger in het Franse vreemdelingenlegioen. Samen met Zwitsers, Grieken, Belgen en Polen namen ze deel aan de zwaarste veldslagen, waarbij veel van hen sneuvelden. Ook François Schweistal hoorde bij de gevallenen; hij sneuvelde op 26 april 1918 in Hangard, bij Amiens.
François Schweisthal
François Schweisthal was born in 1877 as the son of a brewer from Ettelbruck. At the beginning of World War I, he appealed to the Luxembourgers to enlist in the French armey and fight for the freedom of their country about 3000 Luxembourgers responded to his appeal and became volunteers in the French foreing legion. Together with Swiss, Greek, Belgian and Polish sholdiers they participated in heavy battels, in which many of them were killed. François Schweisthal too fell in the war. He was killed on April 26, 1918 in Hangard, near Amiens.
maandag 22 december 2014
Ënnert de Steiler
Het huis "Ënnert de Steiler" (onder de pilaren) werd gebouwd aan het eind van de 17e eeuw, in de Franse periode. Waarschijnlijk gebruikten de Fransen het als wachtpost. Sinds 1842 is het fraaie huis met zijn flamboyante gothische gevel de oudste pub in Luxemburg-stad.
Volgens de overlevering is in het jaar 1443 een van de toenmalige bestuurders van Luxemburg-stad, Jean Schalop, op deze plek de heldendood gestorgen, toen de Bourgondiërs de stad wilden veroveren. Gewapend met een houten stok posteerde hij zich op de markt, waar hij werd doodgeslagen.
Ënnert de Steiler
The house "Ënnert de Steiler" (under the ..) was built at the end of the 17th century, in the French period. Originally it probably served as the town hall.Since 1842, the beautiful house with its flamboyant gothich appearance is known as "the Steiler", the oldest pub in Luxembourg-city.
According to tradition, Jean Schalop, one of the former council members of Luxembourg-city, died as a hero at this spot, when the Burgundian tried to take in the city. Armed with a wooden stake, he posted on the market, where he was beaten to death.
zondag 21 december 2014
De haven van Mertert
Luxemburg ligt relatief ver van een kust. En al telt het land heel veel grote en kleine rivieren, zijn die door de hoogteverschillen lang niet overal bevaarbaar. Eigenlijk is alleen de Moezel geschikt voor de scheepvaart.
Het is dan ook niet zo vreemd dat aan die rivier de enige haven van Luxemburg ligt, in Mertert. De haven is eigendom van de staat en wordt beheerd door de "Société du Port de Mertert". De schepen worden geladen en gelost door "Luxport". Voor het vervoer, laden en lossen van aardolieproducten zorgt de firma "Tanklux".
Het besluit om daar een haven aan te leggen, werd op 22 juli 1963 vastgelegd in een wet. In februari 1964 werd begonnen met de bouw, en op 19 april 1966 kon het eerste schip aanleggen.
De haven bestaat uit drie delen: de petroleumkade, het havenbassin en de wachtkade (waar schepen wachten tot ze in het bassin terecht kunnen of tot hun konvooi compleet is).
De totale omvang van de haven bedraagt 65 ha. Hij is 3,3 km lang en het bassin heeft een afmeting van 800 bij 75 meter.
The port of Mertert
Luxembourg is relatively far from any coast. And even though there are numerous large and small rivers in the country, due to the differences in altitude they are not easily navigable. In fact, the Moselle is the only river suitable for shipping.
So it isn't really strange that the only port in Luxembourg is situated in that river, in Mertert. The port is owned by the state and is managed by the "Société du Port de Mertert". The ships are loaded and unloaded by "Luxport", while the company "Tanklux" takes care of the transport, the loading and unloading of petroleum products.
The decision to build a port at this spot, was recorded in a law on July 22, 1963. In February of 1964 the building activities started, and on april 1966 the first ship could moor.
The port consists of three parts: the petrol quay, the main basin and the waiting quay (where ships wait till they can enter the main basin or until their convoy is complete).
The total size of the port is 65 hectares. It is 3,3 kilometres long and the main basin measures 800 by 75 metres.
zaterdag 20 december 2014
Groësteen
Even ten zuiden van Manternach, langs de weg naar Grevenmacher, ligt een oude, verweerde steen, die "Groësteen" (grauwe steen) of "Deiwelssteen" (duivelssteen) wordt genoemd. Met zijn afmetingen van twee bij drie meter en een dikte van ruim 50 centimeter, is het een indrukwekkend en markant object.
Lange tijd werd gedacht dat het een Romeinse dolmen of menhir was, maar inmiddels is duidelijk geworden dat de steen daar in 1886 op een gemetselde sokkel is geplaatst.
Volgens een eeuwenoude legende is de steen daar ooit door de duivel neergegooid tijdens een aanval van woede.
Groësteen
Just south of Manternach, alongside the road to Grevenmacher, you can find an old, wheathered stone, which is called "Groësteen" (grey stone) or "Deiwelssteen" (devil's stone). With is measurement of three by two metres and its hight of over 50 centimetres, it is an impressive and remarkable object.
For ages it was believed to be a Roman dolmen or menhir, but meanwhile it is certain that the stone was put there in 1886, on a pedestal made of bricks.
According to an ancient legend, the stone was thrown there by the devil during a tantrum.
vrijdag 19 december 2014
Wesekanner
De eerste opvang van weeskinderen was particulier initiatief.
Een zekere Jacques Stas begon in 1720 weeskinderen bij zich in huis te nemen. Op 12 maart 1727 kreeg hij (en ook dat was privé-initiatief) een huis, compleet met meubilair, aan de Rue de l'eau aangeboden door Jean Maurice Schienbien, plus een bedrag van 1400 Daler. Bovendien kreeg hij toestemming van de staat om daar weeskinderen onder te brengen en te verzorgen.
Pas in 1843 kwam eer een officieel weeskinderen"beleid" van de staat. Volgens een brochure uit 1846 vond men het overigens beter ze bij particulieren (boeren en arbeiders die ze een vak konden leren) onder te brengen dan in een tehuis. Toch kwam er in 1855 een centrale opvangplek voor ze, in het "Hôpitale centrale" in Ettelbruck.
In 1884 werd er een weeshuis geopend in de oude Vauban-kazerne op het Rham-plateau in Luxemburg-stad, dat tot 1981 werd gebruikt. Daarna verhuisde het weeshuis naar Schifflange.
Na de Eerste Wereldoorlog kwam er ook weer particulier initiatief op gang en werd door onder anderen professor Lucien Koenig en Siggy vu Lëtzebuerg "d'Lëtzebuerger Wesekannerwierk" opgericht.
Wesekanner
The first care for orphins was a private initiative.
In 1720, a certain Jacques Stas started to take in orphins under his roof in Luxembourg-city. On March 12, 1727 - a private initiative as well - Jean Maurice Schienbien offered him a furnished house in the Rue de l'eau and a sum of 1400 Daler. He also got the State's permission to house orphins in it.
It wasn't until 1843 the State developed an official "policy" for orphins. A folder from 1846 states it was thought best to house the children with private persons (farmers and labourers who could teach them a profession), rather than in a home. Yet a central shelter was created in 1855, in the "Hôpitale centrale" in Ettelbruck.
In 1884 an orphanage opend in the former Vauban-barracks on the Rham Plateau in Luxembourg-city, which stayed operational until 1981. In that year, the orphanage moved to Schifflange.
After World War II there was a new private initiative, and professor Lucien Konig, Siggy vu Lëtzebuerg and several others founded the "d'Lëtzebuerger Wesekannerwierk".
donderdag 18 december 2014
Gehaanskapell
De ontdekking van een bron op de Helperknapp bracht een ware bedevaartgolf teweeg. Om de gelovigen een plek te geven om hun dankbaarheid te uiten, werd in de tiende eeuw een kapel bij de bron gebouwd. Officieel is de kerk vernoemd naar Johannes de Doper, maar de Luxemburgers noemen hem meestal de Gehaanskapell.
De oorspronkelijke kapel raakte in de 16e eeuw geleidelijk in verval en de ruïne van het gebouw stortte in 1804 tijdens een storm definitief in.
Wel werd het kerkhof rond de kapel nog tot 1812 gebruikt.
De huidige kapel werd in 1889 eeuw gebouwd en in 1902 ingewijd. Boven de deur staat in een Latijnse inscriptie: "Heilige Moeder der Smarten, help de mensen die in hun nood tot u komen."
Gehaanskapell
The discovery of a spring in the Helperknapp caused a wave of pilgrimages. To create a place of worship for the faithful, a chapel was built next to the spring in the 10th century. Officially it bears the name of John the Baptist, but the Luxembourgers usually call it the Gehaanskapell.
The original chapel gradually went into decline in the 16th century, and what was left of the building caved in during a severe storm in 1804. Yet the cemetery near the chapel was used up to 1812.
The present chapel was built in 1889 and was inaugurated in 1902. There is an inscription in Latin above the door: "Holy Lady of Sorrows, please help the people who come to you in their need."
woensdag 17 december 2014
Bannmillen
Het verschijnsel 'Bannmillen' (dwangmolen) kwam in de 12e eeuw in opkomst. Keizer Barbarossa stelde een wet vast, die de regionale en lokale kasteelheren het recht gaf molens te bouwen en te exploiteren. De bevolking die onder de heerlijkheid vielen, moesten de molen bedienen en er ook hun gewassen laten malen. De molenaar werd betaald voor zijn werk, en kon met die inkomsten de pacht voor de molen betalen.
Hoewel de bevolking morde en klaagde, bleef het systeem met de Bannmillen tot aan de Franse Revolutie van 1795 in stand. In al die eeuwen was er maar een handjevol vrije molens in Luxemburg.
Ook in Arsdorf was een dwangmolen. Hij was eigendom van de Heren van Cronenberg. Hij bleef tot 1945 in werking, maar tegenwoordig is er een hotel-restaurant in gevestigd.
Bannmillen
The phenomenon of the "Bannmillen" (obligatory mill) emerged in the 12th century. Emperor Barbarossa issued a law, which gave regional and local Lords the right to build and exploit mills. The people belonging to the fiefdom of the Lord, were obliged to operate the mill and also to grind their crop in it. The miller was payed for his work, and with that money he could pay the lease for the mill.
Although the people moaned and grumbled, the system of the Bannmillen sustained until the French Revolution of 1795. Throughout the centuries, there were just a few free mills in Luxembourg.
One of the obligatory mills was in Arsdorf. It was the property of the Lords of Cronenberg. It was in operation until 1945, but nowadays houses a hotel-restaurant.
dinsdag 16 december 2014
Jules Joseph Collart
Jules Joseph Collart werd op 1 juli 1831 geboren in Dommeldange. Zijn familie was eigenaar van de hoogoven daar en zijn moeder kocht in 1856 het bedrijf van Guillaume Pescatore ("de blanne - blinde - Pescatore") in Steinfort. Samen met zijn broer Charles bouwde hij als "Firma Jules Collart et Cie" een tweede hoogoven, die ijzererts verwerkte.
In 1906 kwam er een derde hoogoven, die deels op elektriciteit werkte.
In 1912 verkocht hij het bedrijf aan "Felten et Guillaume". In 1921 werd de ijzerproductie verplaatst naar Athus (B), en in 1932 sloot de fabriek definitief zijn deuren.
In de jaren dat de gebroeders Collart eigenaars van de hoogovens waren, liet Jules Joseph in Steinfort een bejaardenhuis en een ziekenhuis bouwen, wat hem grote populariteit bracht.
Hij stierf op 24 oktober 1917 in Steinfort en liet 13 kinderen achter.
Een deel van de gebouwen werd later gerestaureerd en herbergt tegenwoordig het "Centre Culturel" van Steinfort.
Jules Joseph Collart
Jules Joseph Collart was born on July 1, 1831 in Dommeldange. His family owned the blast furnace in that town, and in 1856 his mother bought the iron works of Guillaume Pescatore ("de blanne - blind - Pescatore")in Steinfort. Together with his brother Charles and under the name "Company Jules Collart and Co" he built a second furnace, which processed iron.
In 1906 a third furnace was built, which was partly operated by electricity.
In 1912 he sold the company to "Felten and Guillaume". In 1921 the production was transferred to Athus (B) and in 1932 the factory was closed definitively.
In the years the Collart brothers owned the furnaces, Jules Joseph had a old people's home and a hospital in Steinfort, which made him very popular in that city.
He died on October 24, 1917 in Steinfort, leaving 13 children.
Part of the factory buildings have been restored and now house the "Centre Culturel" of Steinfort.
maandag 15 december 2014
St. Sebastiaan en zijn pijlen
Zoals heel veel landen in Europa, heeft ook Luxemburg tussen de 14e en de 18e eeuw te maken gekregen met verschillende pestepidemieën. En zoals overal in Europa, werd ook hier koortsachtig gezocht naar manieren om de ziekte te bestrijden of, nog liever, te voorkomen.
Veel mensen vestigden hun hoop op St. Sebastiaan. Hij was de beschermheilige van de :"Schutzengilden" en burgerwachten en zijn pijlen hadden in de ogen van gelovigen bijzondere afweerkrachten tegen de pest. "Pestpijlen" of Sebastiaanspijlen werden als afweer tegen de pest op de gevels van huizen aangebracht, en beelden van de heiligen werden als gevelsteen gebruikt.
De pijlen werden vaak boven, onder en links en rechts van de deur aangebracht.
St. Sebastian and his arrows
Like many European countries, Luxembourg had to deal with several epidemics of the plague between the 14th and the 18th century. And like everywhere in Europe, there was a frantic search for ways to fight or, even better, prevent the disease.
A lot of people put their faith in St. Sebastian. He was de patron of the citizen guards, and many people believed his arrowd offered special protection against the plague. "Plague arrows" of Sebastian's arrows were put against the fronts of houses to keep the pestilence out, and statues of the saint were used as facing bricks.
The arrows were usually put above or besides the front door of houses.
zondag 14 december 2014
Synagoge van Ettelbruck
De synagoge in Ettelbruck werd in 1870 in gebruik genomen. Op dat moment telde de stad 50 Joodse inwoners. Omdat ook mensen uit Medernach, Grosbous en Everlange deel uitmaakten van de Joodse gemeente, werd de synagoge bezocht door 19 Joodse families met in totaal 102 leden.
In 1881 werd ook een Joodse begraafplaats geopend, naast het algemene kerkhof. In 1889 werd naast de synagoge een school gebouwd.
Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, telde de Joodse gemeenschap in Ettelbruck 43 families, die een belangrijke bijdragen leverden aan de economische ontwikkeling van de stad. Tussen 1941 en 1943 werden alle Joodse inwoners van de stad die niet op tijd gevlucht waren, gevangen genomen en naar concentratiekampen gedeporteerd. Bijna geen van hen overleefde de oorlog.
De Hebreeuwse tekst boven de ingang van de synagoge betekent: "Want mijn huis zal een gebedshuis voor alle landen worden genoemd".
Synagogue of Ettelbruck
The synagogue n Ettelbruck was inaugurated in 1870. At that time, there were about 50 Jewish inhabitants. Since inhabitants of Medernach, Grosbous and Everlange were also part of the Jewish community, the synagogue was visited by 19 Jewish families with a total of 102 members.
In 1881 a Jewish cemetery was opened, next to the municipal churchyard. In 1889 a Jewish school was built next to the synagogue.
Before World War II 43 families were part of the Jewish community in Ettelbruck, who made a considerable contribution to the economic development of the city. From 1941 to 1943, alle the Ettelbruck Jews who had not already fled abroad were deported to various concentration camps. Hardly any of them surviced the war.
The inscription in Hebrew above the entrance of the synagogue means: "Because my house will be called a house of prayer for all nations".
zaterdag 13 december 2014
Lycée classique de Diekirch
Het klassieke lyceum in Diekirch werd eind 1830 door abt Pierre Stehres gesticht als "stadscollege". In 1841 kreeg het toestemming voor transformatie tot een officieel gymnasium, waarbij het de naam "Progymnase Royal Grand-Ducal" kreeg. In 1891 werd het officieel een gymnasium en de huidige naam werd op 30 juni 1945 toegekend en werden ook de gymnasia in Echternach en Luxemburg-stad omgedoopt.
Het oude gebouw is inmiddels veel te klein geworden om alle scholieren te herbergen. Er zijn dan ook twee nieuwe gebouwen bij gekomen, in 1999 een bij de sporthal van Diekirch en in 2001 een in Mersch.
Lycée classique de Diekirch
The classical lyceum in Diekirch was founded late 1830 by abbot Pierre Stehres as a "municipal college". In 1841 it got permission for a transformation to an official gymnasium and the right to call itself "Progymnase Royal Grand-Ducal". In 1891 it officially became a gymnasium, and its present name was given on June 30, 1945, together with the gymnasiums in Echternach and Luxembourg-city.
The original building is at present much too small to house all pupils. So two new buildings have been added; in 1999 one near the Diekirch sportshall and in 2001 one in Mersch.
vrijdag 12 december 2014
Jean-Baptiste Fallize
Jean-Baptiste Fallize werd geboren op 9 november 1844 bij Harlange aan de Belgische grens, waar zijn ouders een leerlooierij hadden.. Hij was pastoor in Pïntsch en daarnaast uitgever (mede-oprichter van de St.Paulus-drukkerij) en vanaf 1875 uitgever en redacteur van het "Luxemburger Sonntagsblatt", dat vanaf 1880 vergezeld ging van het "Luxemburger Volksblatt". Later werd hij hoofdredacteur van "Luxemburger Wort".
In 1877 gaf hij voor het eerst de "Luxemburgse Marienkalender" uit, een uitgebreid overzicht van het katholieke kalenderjaar dat nog steeds elk jaar verschijnt.
In 1887 werd hij benoemd tot apostolisch vicaris in Noorwegen en in 1892 werd hij gewijd als eerste katholieke bisschop in dat land. In 1922 ging hij met pensioen.
Hij stierf op 23 oktober 1933 in Luxemburg-stad. Op de plek waar de leerlooierij van zijn ouders stond, werd een monument voor hem geplaatst.
Jean-Baptiste Fallize
Jean-Baptiste Fallize was born on November 9, 1833 near Harlange, on the Belgium border, where his parents owned a tannery. He became pastor in Pintsch and was also an editor (co-founder of the St. Paulus Publishing Company) and from 1875 on publisher of and journalist with the "Luxemburger Sonntagsblatt", which was accompanied by the "Luxemburger Volksblatt" after 1880. Later on he was editor-in-chief of "Luxemburger Wort".
In 1877 he published the first "Luxemburger Marienkalender", an exhaustive overview of the Roman-Catholic calendar year, which still appears every year.
In 1887 he was appointed as vicar apostolic in Norway and in 1906 he became the first Roman-Catholic bishop in that country. In 1922 he retired.
He died on October 23, 1933 in Luxembourg-city. At the site where his parents' tannery used to be, a memorial for him was erected.
donderdag 11 december 2014
Knuedler
Luxemburgers zullen de "Place Guillaume II" zelden bij de officiële naam noemen. Voor hen blijft het plein simpelweg "Knuedler" heten.
Die naam is afgeleid van het Luxemburgse woord "Kniet", dat knoop betekent. Het verwijst naar de knoop in het koord dat de Franciscaner monniken om hun middel droegen.
Vanaf 1250 stond hier een Franciscaner klooster. Nadat het tijdens de Franse revolutie onteigend en gesloten was, werden de gebouwen stukje bij beetje gesloopt. Het hoofdgebouw verdween als laatste, in 1830. Tegenwoordig staat het stadhuis van Luxemburg-stad op de plaats van het vroegere klooster.
Knuedler
Luxembourgish inhabitants will hardly ever call the "Place Guillaume II" by its official name. To them the square will always be "Knuedler".
That name is derived from the Luxembourgish word "Kniet", which means knot. It refers to the knot in the belt which was worn by Franciscan friars.
From 1250 there was a Franciscan monastery. After is was disposessed and closed during the French Revolution, the buildings were demolished piece by piece. The main building was the last to disapear, in 1830. Nowadays the town hall of Luxembourg-city has taken the place of the former monastery.
woensdag 10 december 2014
Charly's gare
Charly was de populairste (smal)spoorbaan van Luxemburg, genoemd naar Charles Rischard, destijds minister van Openbare Werken. De lijn werd op 20 april 1904 geopend en liep van Luxemburg-stad naar Echternach. Het traject van 45 km en 850 meter werd na de Tweede Wereldoorlog opgeheven.
Op 17 juni 1897 besloot de Tweede Kamer om de spoorbaan aan te leggen. Er was maar één kamerlid tegen, de socialist Michel Welter. Hij vond de kosten te hoog en vond de aanleg bovendien onzinnig, omdat het voorgestelde traject bijna twaalf kilometer langer was dan de afstand over de wegen.
Er lagen 16 stations aan de spoorlijn, waarvan zes in Luxemburg-stad. Een aantal van de stationsgebouwen is bewaard gebleven, zoals dit in Hostert.
Charley's gare
Charly was the most popular narrow gauge railway in Luxembourg, named after Charles Rischard, former Minister of Public Works. It was inaugurated on April 20, 1904 en ran from Luxembourg-city to Echternach. The route, 45 kilometers and 850 metres long, was closed after World War II.
On June 17, 1897 the Lower House decided to build the railway. Only one member voted against: socialist Michel Welter. He thought the costs were to high, and moreover there was no need for it, since the route was twelve kilometers longer than the distance by road.
There were 16 stations along the line, six of them in Luxembourg-city. Several of the buildings have been spared, like this one in Hostert.
dinsdag 9 december 2014
Door de bliksem getroffen
Johann Hermann de Trappé was aan het eind van de 18e eeuw slotheer in Bigonville.
Toen hij jong was, werd hij op een haar na getroffen door de bliksem - die sloeg vlak voor zijn voeten in. Sindsdien was hij een beetje "vreemd". Hij leed een teruggetrokken bestaan, stapte tijdens reizen alleen 's nachts uit zijn koets en sprak nauwelijks met anderen.
Hij was een rijk man, maar een deel van zijn geld had hij in de slottuin begraven en vergat waar het lag.
In zijn testament was, tot verdriet van zijn familie, vastgelegd dat zijn erfenis gebruikt moest worden voor het publiceren van zijn "herinneringen en filosofieën". Het boek, "Suite d'essais littéraires" verscheen in 1806 en mag gerekend worden tot de "literaire rariteiten".
Struck by lightning
Johann Hermann de Trappé was Lord of the Bigonville Castle at the end of the 18th century.
At a young age he once was almost struck by lightning. It hit the earth a few inches in front of his feet. Since that day, he was a bit "peculiar". He lead a very secluded life, left his carriage only at night during his travels and hardly spoke to anyone.
He was a rich man, but he had buried a part of his money in the castle garden and couldn remember where it was.
Much to chagrin of his family, he had written in his last will that his inheritance had to be used to publish his "memories and philosophies". The book, "Suite d'essais littéraires" was published in 1806 and should be seen as a "literary curiosity".
maandag 8 december 2014
Auguste Tinant
Auguste (officieel François Auguste) Tinant werd op 2 november 1803 in Luxemburg-stad geboren. Na zijn schoolopleiding werd hij ambtenaar bij de belastingen en de douane, en vervolgens werkte hij bij de dienst bosbeheer als "garde-général" in Dommeldange. Zijn werkterrein was het Grünewald.
Door zijn werk raakte hij geïnteresseerd in planten en bloemen, en hij verdiepte zich steeds meer in die materie.
In 1836 publiceerde hij de "Flore luxembourgeoise", het eerste en tientallen jaren lang hét standaardwerk over de Luxemburgse flora. Tinant werd ook in het buitenland, met name in Nederland, gezien als een vooraanstaand botanicus, mede door zijn artikelen in vaktijdschriften, vooral over de cryptogamen (sporenplanten). Hij stierf op 26 januari 1853 in Dommeldange en werd begraven in Luxemburg-Weimerskirch.
Auguste Tinant
Auguste - officially François Auguste) Tinant was born on November 2, 1803, in Luxembourg-city. After his school education, he worked as a civil servant at the tax and customs office, and later on as a "garde-général" at the forest department in Dommeldange. The Grünewald was his territory.
Thanks to that job, he developed an interest in plants and flowers, and he studied that field more and more.
In 1836 he published the "Flore luxembourgeoise", the first and for decades the most important reference work on the Luxembourgish flora. Also abroad, especially in The Netherlands, Tinant was considerd to be a prominent botanist, thanks to his articles in scientific journals, specializing in cryptogams (spore plants).
He died on January 26, 1853 in Dommeldange and was buried in Luxembourg-Weimerskirch.
zondag 7 december 2014
Het laatste concert van Franz Liszt
In het vroegere casino aan de Enneschtgaas in Luxemburg-stad - tegenwoordig kunstgalerie "Forum d'art contemporain" aan de Boulevard Notre Dâme - heeft op 19 juli 1886 Franz Liszt (geboren op 22 oktober 1811 in Raiding, Hongarije) zijn allerlaatste concert gegeven.
Hij logeerde die maand bij zijn vriend en landgenoot Mihail Munkacsy op kasteel Colpach. Net in de periode van zijn verblijf werd er een benefietconcert georganiseerd, en de organisatoren vroegen Liszt of hij daar wilde optreden. En dat wilde hij.
Bij zijn opkomst kreeg hij een staande ovatie. Hij speelde een paar van zijn stukken en werd - mede vanwege zijn hoge leeftijd en zijn broze gezondheid - bejubeld door het publiek.
Twee dagen later reisde hij door naar Bayreuth, waar hij longontsteking kreeg. Hij stierf daar op 31 juli, twaalf dagen na het optreden in Luxemburg.
The last concert of Franz Liszt
In the former casino in the Enneschtgaass in Luxembourg-city - nowadays art gallery "Froum d'art contemporain" on Boulevard Notre Dâme - Fransz Liszt (born on Octobre 22, 1811 in Raiding, Hungary) gave his last concert on July 19, 1886.
In that month he was staying with his friend and fellow-countryman Mihail Munkacsy in Colpach castle. During his stay, there was a benefit concert, and the organizers aske Liszt if he was willing to perform there. And he was.
When he appeared on stage, he got a standing ovation. He played a few of his compositions and the audience cheered him, partly because of his age and his frail health.
Two days later, he travelled to Bayreuth, where he fell ille with pneumonia. He died in that city on July 31, twelve days after his performance in Luxembourg.
zaterdag 6 december 2014
Voie de la liberté
"La voie de la liberté" is een herdenkingspad van 1145 km. langs de route die de geallieerde troepen volgden tijdens de bevrijding van Europa in 1944/1945. Hij begint in Normandië, Frankrijk, waar de soldaten voor het eerst voet aan land zetten, en loopt dwars door Frankrijk naar Metz en buigt dan naar het noorden, in de richting van het Belgische Bastenaken bij de Luxemburgse grens. De route is gemarkeerd met stenen herdenkingspaaltjes.
Er staan negen van die paaltjes in Luxemburg. En in Berlé staat een tiende, die geen deel uitmaakt van de officiële Voie de la libert;e. Het is een herinnering van een dorpje dat tijdens het Ardennenoffensief vrijwel compleet werd verwoest, uit dankbaarheid aan hun bevrijders.
Voie de la liberté (Liberty Road)
"Liberty Road" - in French "La voie de la liberté" - is a commemorative way, with a length of1145 kilometres, marking the route of the allied forces when they liberated Europe in 1944/1945. It starts in Normandie, in France, where the soldiers first set foot on land, travels through France to Metz and then bends to the north, towards Bastogne in Belgium and the Luxembourgish border, marking the route with memorial "bornes".
There are nine of these borns in Luxembourg. And then there is another one in Berlé, which isn't part of the official Liberty Road. It is a memorial of a village that was almost destroyed during the Battle of the Bulge, to thank their liberators.
vrijdag 5 december 2014
Kasteel Moestroff
Aan het eind van de 18e eeuw was er een reeks plagerijen tussen de Luxemburgse adel en het Oostenrijkse garnizoen "Kaunitz", dat in Luxemburg-stad gelegerd was. Zo werd er een dode kat verstopt in een pastei die op een feest van de Oostenrijkers werd opgediend. Die namen wraak door op een feest van de adellijken levende vogels uit een pastei te laten vliegen.
Het gekrakeel mondde op 17 februari 1786 uit in een duel tussen de Kaunitzer officier Faveaux en baron Jean Louis François de Feltz, heer van kasteel Moestroff. Faveaux liep een steekwond in zijn arm op, De Feltz werd dodelijk getroffen.
Faveaux vluchtte de grens over uit angst voor bestraffing. Het lichaam van De Feltz werd 's nachts heimelijk naar zijn kasteel gebracht en daarna bij de kerk begraven. Zelfs de pastoor schijnt daar niets van geweten te hebben.
Moestroff castle
At the end of the 18th century, there were a lot of hostility between the Luxembourgish nobilty and the Austrian garnisson : Kauntiz", which was stationed in Luxembourg-city. There was, for instance, a dead cat hidden in a pie which was served at a party of the Austrians. They retaliated by having a flock of live birds fly from a pie at a party of the Luxembourgish lords.
On February 17, 1786, the quarreling eventually lead to a duel between the Kaunitz officer Faveaux and baron Jean Louis François the Feltz, lord of Moestroff castle. Faveaux ended up with a stab wound in his arm, De Feltz was fatally injured.
Faveaux fled across the border to avoid a penalty. The body of De Felts was secretly taken to his castle in the middle of the night and stealthily buried near the church. As it seems, even the pastor never knew anything about his death and burial.
Abonneren op:
Posts (Atom)